zaterdag 8 oktober 2011

Vrienden van tijdelijke aard


Ik arriveer laat, trek mijn colbert aan en peuter met mijn pink nog snel het stukje spinazie weg dat ik in de achteruitkijkspiegel ontdek bij het aanspannen van de Halve-Windsor die iemand ooit in mijn stropdas knoopte en die ik sindsdien nooit meer los heb gehaald, want je weet maar nooit.

Binnen gonst het, zoals een wespennest gonst. Iedereen is blij. Vanzelfsprekend. Het vwo-diploma is de officiële afsluiting van de puberjaren. Ouders beseffen misschien niet helemaal dat het grote feest voor hun kind nu pas begint – hun zoon is een stoere kerel geworden, hun dochter op haar mooist, en de stad lonkt – maar zijn blij dat het achter de broek zitten nu eindelijk afgelopen is.

Als ik bij de aula aankom tref ik achteraan collega C. van Frans. Ze maakt met gebaren duidelijk dat het veel te warm is in de zaal. Ik fluister of ze misschien een kruiswoordpuzzel heeft meegenomen, zodat we iets te doen hebben als de mentoren hun persoonlijke verhaaltjes voor de geslaagde leerlingen gaan houden. Ze zegt van nee en van had ik maar, want inderdaad, je zult zien dat.

Ik ga naast haar zitten en jawel, als de eerste collega bij zijn derde leerling is, is het ons al zonneklaar dat gebeurt wat iedereen vreesde: het gaat uitlopen. Er was nog zó gezegd, één minuut per leerling! Collega’s kijken elkaar vertwijfeld aan: waarom dan tóch vijf minuten per leerling? Is het leuk voor de leerlingen om te weten welke historische gebeurtenissen bij hun geboortedatum horen en welke beroemde componisten, geleerden of schrijvers zijn geboren op dezelfde datum zoveel honderd jaar geleden? Ach, nou ja, hij bedoelt, je kent hem, maar je weet ook dat, uiteraard, maar goed, zeg nou zelf, het dúúrt zo lang. En de afspraak was…

De biologiedocent is sneller. Hij koppelt met een vlug praatje karakters van leerlingen aan wilde planten: bosvergeet-mij-nietjes, myosotis sylvatica, voor zijn favoriete leerling. Die kreeg liever ik-vergeet-dit-alles-zo-snel-mogelijkjes, maar die groeien niet in de wilde natuur. Hennep, cannabis sativa, overigens wel, en daarmee vergeet je je vreemde biologiedocent ook vrij snel.

Af en toe voel ik prikkende jaloezie. Als iemand sterrenkunde gaat studeren bijvoorbeeld. Wist ik veel toen ik destijds geschiedenis aanwees in het informatieboekje van de decaan. Ik had eigenlijk geen idee. En zie: daar zit ik nu dan als geschiedenisdocent in een veel te warme aula op een woensdagavond met de spinazie nog tussen mijn tanden.

Inmiddels is collega C. van Frans er tussenuit geknepen. Ik zei nog, voel je niet schuldig, maar dat deed ze dan ook helemaal niet. Het wordt warmer. Ik heb inmiddels twee gebakjes op en zin in een borrel.

De ene na de andere mentor betreedt het podium. Gasten worden wat onrustig. De filosofiedocent gebruikt deugden in plaats van planten om leerlingen te karakteriseren. Mijn collega van natuurkunde hannest met de microfoon, mompelt als de intellectueel die hij is, soms boven, dan weer naast en te weinig ín de spraakversterker, zodat het klinkt als: ‘Beste .. natuurlijk .. zo is hij .. en daarom sta .. i .. va .. zo .. ut .. van harte ge .. iteerd!’. Het zijn vooral de slechthorende grootouders die nu afhaken. Sommige spelen zelfs met hun mobiel. Of met de knopjes van hun scootmobiel.  

Aan het eind van de lange avond heb ik mij opgesteld in de rij docenten voor een laatste contact met de gediplomeerden. Hiervoor ben ik gekomen. Om ze het beste te wensen, misschien om zelf nog het beste gewenst te krijgen. Maar het is vlug voorbij en even later sta ik al weer naast mijn auto. Leerlingen zijn vrienden van tijdelijke aard. En dat moet je ze gunnen.


(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 05-07-2011)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten