maandag 9 juli 2012

De Grote Boze 'N'

Een potlood, een puntenslijper, een vlakgom en een hoop geduld, raadpleging en navraag, dat is wat het corrigeren van geschiedenisexamens vergt. Ik ben al dagen in gevecht met de twee vwo-klassen die ik dit jaar doceerde. Dertig open en dikwijls opgedeelde vragen maal 45 leerlingen. Do the math. Eenmaal klaar met eigen werk wacht nog de tweede correctie: nog eens een stapel van gelijke hoogte kritisch doorwerken om eventuele onvolkomenheden in het nakijkwerk van de collega op te sporen.

Soms volgen dan telefoongesprekken. Daarin moet je scherp zijn, want je eigen oordeel moet helder verwoord worden. Maar ik heb een hekel aan bellen, of het nu mijn vrouw is of een vriend, dus op een telefoontje van een academisch geschoolde historicus die mij een uur lang op docententoon met vakliteratuur om de oren mept zit ik al helemaal niet te wachten.

Opgejaagd door de inspectie vraagt elke docent zich tijdens het nakijken af of de leerlingen wel of niet afstevenen op het gemiddelde van de schoolexamens. In de nieuwsbrief van de inspectie staat het volgende: “Van scholen die drie jaar achtereen een driejaarsgemiddeld verschil se-ce [schoolexamen - centraal examen, JP] van één punt of meer hebben (zeer groot verschil), kan in de nabije toekomst de examenbevoegdheid tijdelijk worden ontnomen. Dit geldt ook voor scholen die vijf jaar achtereen een driejaarsgemiddeld verschil se-ce hebben van een half punt of meer (groot verschil).”

Dat is een niet mis te verstaan dreigement. Mijn twee vwo-klassen presteerden de afgelopen jaren ruim voldoende op de schoolexamens. Ze scoorden gemiddeld een 6.9. Dat betekent dat hun examenresultaten niet onder de 6.4 mogen uitkomen, als het aan de inspectie ligt.

Ik zou het zonnig inzien, mits de de eindresultaten niet voor een flink deel af zouden hangen van de grote boze N (van normeringsterm) die bepaald wordt door het College van Examens. Bij een examen van goed niveau is de N-term 1.0. De afgelopen jaren waren de vwo-examens geschiedenis ronduit slecht: de grote boze N werd vastgesteld op 0.3, 0.1 en 0.1. Mijn beste leerlingen vorig jaar, die op schoolexamens rond de 8 scoorden, bleven steken op een lage 7. Zwakkere leerlingen, die hun stinkende best hadden gedaan en in eerste instantie een voldoende leken te halen, eindigden nu onder de 5.5.

En dan dit. Als je de gemiddelde landelijke cijfers van de afgelopen jaren naast elkaar legt, springt een opmerkelijke verschuiving in het oog. Van 2005 tot 2008 was het gemiddelde een 6.4, maar vanaf 2009 is het steevast een 6.1. Boze tongen beweren dat die 6.1 de hoge SE-cijfers moet compenseren, om devaluatie van het vwo-diploma te voorkomen. Is het niet een farce? Hameren op de SE-CE-verschillen en ondertussen het CE-gemiddelde naar onder trekken! Bovendien: vwo-leerlingen kunnen excelleren, maar zo wordt het hen bijkans onmogelijk gemaakt. Dit compensatiebeleid leidt tot middelmatigheid. Een vwo-groep scoort niet gemiddeld een 6.1 – daar zijn ze te ijverig en slim voor.

De grote boze N is een rotzak. Als de inspectie van docenten verwacht dat ze op niveau toetsen, mogen we dat van het Cito, de verantwoordelijke instantie, ook verwachten. Het behoeft geen verbazing te wekken dat docenten soepeler zullen nakijken, om de grote boze N voor te zijn. Inderdaad, om de compensatie te compenseren.

En ondertussen zitten we maar mooi met dat dreigement van de Onderwijsinspectie. Opnieuw een lage normeringsterm betekent dat ik me moet verantwoorden. Ik kan niet anders dan mijn SE-cijfers kunstmatig laag houden en vaker over het hart strijken bij het nakijken centrale examens. Ik bereid me voor op een lang telefoongesprek met de tweede corrector. Ik zal hem bovenstaande uitleggen.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 29-05-2012)

P.S. De N-term voor het VWO-examen was dit jaar 0,6. Van het landelijk gemiddelde ben ik nog niet op de hoogte.