vrijdag 28 juni 2013

Vind ik leuk

Er zijn docenten die zeggen dat ze niet betaald worden om leerlingen leuk te vinden of zelf leuk gevonden te worden. Ze worden betaald om te doceren, dus dat is wat ze doen. Als iemand dat zegt, dan is dat eigenlijk een beetje zielig. Wie wil nou niet ‘geliked’ worden? Kom op zeg.

Ik geloof dat een goede docent veel meer is dan alleen een verkoper van vakkennis, iemand die het oplossen van functies of het ontleden van een ingewikkelde zin goed kan uitleggen. Een serieuze docent werkt ook aan een goede band met de leerlingen en is tegelijk een lichtend voorbeeld, een kampioen, zegt de Amerikaanse onderwijsvrouw Rita Pierson. Kinderen leren niets of willen niets leren van iemand die ze niet mogen. Zo simpel is het.                  

Werken aan een goede relatie met de leerlingen, dat is wel het laatste wat de Amerikaanse docente in een inmiddels veelbekeken YouTube-video lijkt te doen.

In de stiekem gefilmde video vertelt een verbolgen leerling de docente – die weggedoken zit achter een paperassenmuur op haar bureau – openhartig waar het op staat: als je wilt dat leerlingen veranderen en beter hun best gaan doen, zegt hij, dan moet je hun hart raken. Je kan niet verwachten dat leerlingen veranderen, alleen door te zeggen dát ze moeten veranderen. De leerling voelt zich flink in het pak genaaid. Onderwijs is geen bezigheidstherapie. En omdat iedereen dit begrijpt, is het filmpje een hit.

Docenten die zonder ommezien leerlingen aan het werk zetten, zonder eens door het lokaal te wandelen, een goed verhaal te vertellen, een inspirerend betoog op te steken, een schuine mop te vertellen, zonder eens te vragen hoe het nou eigenlijk met de leerlingen gaat, wat ze van de lesstof vinden, in discussie te gaan, zonder, kortom, bevlogenheid en betrokkenheid te tonen, kunnen maar beter vertrekken.

Betrokkenheid kan ook te ver gaan. In Brabant meende een 40-jarige docent dat het creëren van een sterke band met zijn leerlingen inhield dat hij bevlogen moest gaan tongzoenen met zijn 13-jarige leerling. Tja, hij is twee weken geleden veroordeeld tot werkstraf, celstraf en een geldboete, maar hij had wat mij betreft ook gevonnist kunnen worden tot een leven lang alle Brabantse schoolpleinen schoonlikken.

Van groot belang is een min of meer gelijkwaardige relatie waarin de docent niet alleen begrepen wil worden, maar vooral ook zelf wil begrijpen. Als een leerling de ene na de andere onvoldoende scoort dan kan het heel goed zijn dat de docent de leerling niet heeft begrepen, in plaats van andersom. Als een leerling telkens zijn boeken vergeet, dan is dat echt niet omdat hij de schoolregels niet heeft begrepen – waarschijnlijk voelt hij zich als persoon niet begrepen en vraag hij op deze manier aandacht voor zijn probleem.

Probeer je leerlingen te begrijpen, dan klikken ze op ‘like’ en des te meer ‘likes’ des te meer deuren zich openen. Pubers willen een luisterend oor. Leerlingen vinden het leuk als je je laat zien op de schooldisco. Je bent leuk als je op de hoogte bent van hun leven. Je bent leuk als je sorry durft te zeggen. Echt. Het is geen misdaad leuk gevonden te willen worden. Daar moet je als docent gewoon werk van maken. Het doel: de leerlingen motiveren.

Toen ik enkele weken geleden op de laatste schooldag door de examenkandidaten uitgeroepen werd tot leukste leraar en mij een fraaie koffiemok cadeau werd gedaan, was dat een groot compliment, maar vooral een aanwijzing dat ik vakinhoudelijk ook grotere stappen kan nemen. Tegen mijn collega’s zei ik dat ik me ook geen zorgen had gemaakt over de verkiezing – de lat lag dit jaar ook wel erg laag. Ze lachten. Vonden ze leuk.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 16-05-2013)

zondag 16 juni 2013

De Derde Fase - Je Bent Geslaagd

Samen met Durk van der Meer maakte ik deze rap voor alle geslaagde leerlingen in het land, maar voor die van mij in het bijzonder. 

vrijdag 14 juni 2013

Uitwisseling

Of het volgend jaar misschien toch iets anders georganiseerd kon worden, vroeg de moeder op de slotavond. Haar zoon en de Italiaanse gast waren elke avond de hort op gegaan en moesten ook elke avond na twaalven weer met de auto opgehaald worden. Of dat niet anders had gekund, vroeg de moeder bij het buffet.

De uitwisselingsweek had heel goed een coördinator kunnen gebruiken, maar helaas, niemand was daartoe aangesteld. Uiteraard was dus ook niemand eindverantwoordelijk voor wat er die week allemaal gebeurde. Maar dat onze leerlingen elke avond van de week hun buitenlandse gasten meesleurden naar de lokale uitbaters, daar hadden wij docenten al helemaal niets mee te maken. Dat viel buiten het programma – dat was de verantwoordelijkheid van de ouders zelf.

Dat de school op zulks aangekeken wordt, is vooral symptomatisch. Vroeger werden ouders boos op hun kind als de rapportcijfers tegenvielen – tegenwoordig richt hun woede zich op de school. De gestelde vraag is dezelfde: ‘Hoe is dit mogelijk?’, daarbij wijzend op de cijferlijst.

Is het iets van deze tijd dat leerlingen in een gewone schoolweek toegestaan wordt avond na avond aan het bier te hangen en dat ze daarna ook nog eens netjes opgehaald worden door het ouderlijke taxibedrijf? Verandert de wereld of verandert mijn kijk op de wereld? Die vraag stel ik mijzelf wel vaker.

Toen ik het voorlegde aan mijn broer en een collega, fronsten ze. Mijn broer zei: ‘Elke avond zuipen? En wat deed jij vroeger dan zelf?’ De collega wuifde mijn ergernis weg en zei: ‘Elke avond zuipen? Dat doe je toch zelf ook?’

Aan hen had ik dus niets.

Het gevolg van de vrolijke avondactiviteiten was een groep van zestig leerlingen die, naarmate de week vorderde, bleker om het gezicht werd en wier wil om overdag de handen uit de mouwen te steken gaandeweg slonk als bladgroente in kokend water. Iemand meldde zich op de laatste dag zelfs ziek – teveel gezopen de avond ervoor.  

Op de laatste dag lieten we de leerlingen voor de slotavond de presentatie van een ‘National Item’ voorbereiden. Ik was benieuwd waar de leerlingen mee op de proppen zouden komen, maar had geen hoge verwachtingen. 

Toen ik hen opzocht, vond ik de groep onderuitgezakt in een lokaal. Sommige hadden de jas aan en mompelden wat voor zich uit, andere hadden bijkans de ogen dicht en weer andere stuurden WhatsAppjes naar de buitenlandse leerlingen in de andere lokalen. In zekere zin was de uitwisseling dus geslaagd, maar de vleesgeworden apathie wekte niet de indruk dat die avond een spetterende show neergezet zou gaan worden. 

Ik informeerde naar de vorderingen. Ze waren al klaar. Het idee: vijf Nederlandstalige kroegklassiekers afspelen en daarop hossen. Gewoon, ongegeneerd met z’n allen dansen op het podium. Geen stijldansen, geen choreografie, nee, niets daarvan, gewoon, springen zonder afspraken, zoals in de kroeg en dan meezingen.

Ik probeerde er nog een intellectuele draai aan te geven, maar besloot ten langen leste dat als zij zichzelf die avond ‘on stage’ te kijk wilden zetten, dat ze dat dan maar lekker moesten doen. De lethargie had inmiddels dus ook mij in haar greep.
                 
Met toegeknepen billen zag ik ’s avonds de groep het podium op gaan, ten overstaan van de ouders die zo graag gezelschapsspelen hadden gespeeld. Guus Meeuwis klonk. André Hazes klonk. Een stevige beat. Iets met een vlieger. En maar hossen. Alsof het de vertrouwde kroeg om de hoek was.

Ondertussen dwaalde ik af, en opeens, terwijl een polonaise aan me voorbijtrok, ontspande ik. Ik keek de aula rond en besefte: het is goed. Zo zagen de ouders toch mooi wat de kinderen zoal hadden gedaan deze projectweek. Ze hadden het leven gevierd, niets meer, niets minder. Die gedachte stelde me enigszins gerust.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 02-05-2013)