dinsdag 1 maart 2016

Slobberwijken

Het is aan de geschiedenisdocent om de leerlingen mee op reis te nemen naar verdwenen plaatsen. Naar vervlogen eeuwen. Ze moeten de modder van een middeleeuws slagveld kunnen ruiken, het deinen van La Santa Maria voelen, het huilen van de moeders horen, die hun zonen naar het westfront zien vertrekken.

Ik slaag daar niet altijd in. Blijkbaar omdat ik me niet altijd verstaanbaar heb gemaakt, maar ook en vooral omdat ik leerlingen niet hun 21ste-eeuwse bril heb kunnen afzetten. Tijdens de Franse Revolutie stierven heel veel mensen door de gelatine. Ja, dat leest u goed. Ik moest ook twee keer kijken. De gelatine. Ook Robespierre eindigde in een bak gelatine - het goedje leidde tot een langzame - blub blub! - verstikkingsdood. Ha! De gelatine. Ik moest lachen toen ik het las bij een vierdejaars havist. Nadat ik er bij de toetsbespreking op terugkwam en er een grap van maakte, zag ik een week later dat een andere leerling bij de herkansing guillotine had doorgestreept en er gelatine van had gemaakt. Ai. Wat ging daar mis?

Het pubergeheugen is wispelturig. In plaats van Bill of Rights schreef een leerlinge op het afgelopen examen ‘Bill of Gates’. De computer wel horen suizen, maar niet weten waar de ventilator zit, inderdaad. Dat is alsof je van Melkertbanen ‘Jobs of Steve’ maakt.

In hetzelfde straatje gebeurde enige tijd geleden het volgende: een leerling schreef over de ‘belle époque’, de uitbundige decennia voor de Eerste Wereldoorlog: ‘het was een tijd vol nieuwigheden, zoals het mobieltje.’ Ha! Het mobieltje! Ik heb inderdaad verteld van Alexander Graham Bell - Mr. Watson, come here. I want to see you - en de uitvinding van de telefoon, maar besefte niet dat in sommige kinderhoofden de telefoon synoniem staat aan mobieltje. Met internet. Met camera. Met Skype. Mr. Watson, stay there. I see you.

Maar soms pas ik anachronismen of neologismen bewust toe. ‘In de Roaring 20s was ‘live now, pay later’ het motto, alles was YOLO’, schreef een leerling op de repetitie. Dat had ze goed onthouden, want zo had ik het uitgelegd. Leerlingen maken ook gretig gebruik van mijn ‘hangry’ dat ik gebruik om het humeur van de Franse Derde Stand voor de revolutie te omschrijven. Hongerig en boos.

Ook al gaat het soms moeizaam, we moeten beelden scheppen. Dus: minder YouTube, maar meer video in je kop. Laat de leerling fantaseren. Thuis kijken ze wel weer video’s. Natuurlijk: af en toe een afbeelding of een kort videofragment moet kunnen, maar de bril van nu moet af. Laat ze ruiken, voelen en horen, want dan krijg je de mooiste antwoorden. Nakijken wordt leuk als een derdeklasser de Amerikaanse Hoovervilles als ‘slobberwijken’ omschrijft. Interessant beeld. Slobberwijken. Ha!

Gepubliceerd in de Kleio van 20-02-15. Het tijdschrift voor geschiedenisdocenten verschijnt zeven keer per jaar