woensdag 26 mei 2010

Observaties van een surveillant


-->
Ik zit nog maar net op mijn surveillancepost als buiten de zon gaat schijnen en een vaal licht de gymzaal binnenvalt. Aan de muur is een geel papier gehangen dat een verzoek laat lezen: wil diegene die thee wenst, het roerstaafje dwars op de beker leggen. Langs de halfgeblindeerde ramen van de gymzaal schieten de schaduwen van vogels. Het zijn meeuwen en kraaien. Er start een brommer. Enkele leerlingen kijken geërgerd op, maar al snel ebt het ronkende geluid in de verte weg. Dan is het weer muisstil in de examenzaal – iedereen is geconcentreerd.
Vandaag is het de eerste examendag. Ik zit bij het examen Nederlands. Op Twitter is dit examen vandaag in Twitter-jargon trending, dat wil zeggen wereldwijd één van de meest besproken onderwerpen op de site. Examenleerlingen delen hun stress, emoties en klachten op internet. Dat doen ze meer dan ooit.
Als surveillant mag je niets doen, behalve leerlingen voorzien van een nieuw vel papier of hen begeleiden naar het toilet. Toch kan mijn collega van wiskunde het niet laten met zijn grafische rekenmachine te spelen. Af en toe loert hij over zijn leesbril en scant hij de rijen op zoek naar opgestoken vingers.
Op elke tafelhoek staat een plastic automaatbeker in een bruine houder; bij de koffiedrinkers met het roerstaafje er naast, bij de theedrinkers er dwars op.
Daar zeg je zo wat. Waar blijft eigenlijk de koffie?
Tegenover mij, aan de andere kant van de zaal, zit een collega van geschiedenis. Hij grijnst. Vanuit onvrede met de gang van zaken op school bedacht hij ooit de kreet ‘een erectie tegen de directie’. Ik herinner het me en grijns terug. Hij maakt met gebolde wangen en grote ogen – als blies hij een ballon op – duidelijk dat het hem allemaal te lang duurt. Hij zat liever op zijn motor. De zon is immers gaan schijnen.
De in strakke rijen opgestelde tafeltjes, elk voorzien van een nummer, de geur van jarenlang zweten in de gymzaal, de blauwe vloer met lijnpatronen, het gymmateriaal in de berging – die sfeer bekoort mij zeer. De meegebrachte boterhammen, mueslirepen, het knisperen van sultanaverpakkingen, het openen van blikjes energydrink. Kliksssshhh! De klimwand, de nooduitgang, het knagen aan de pen. Het verzitten. Benen over elkaar en weer niet. Hier en nu moet het gebeuren. In drie uur de helft van je schoolcijfer scoren. Wippende voeten. Gedoe met haar.
De stilte.
Tsja, hier en nu. Dat was voor de leerlingen tot dusver vooral het motto búiten school.
Daar is de koffie. Ik lees nog eens het verzoek op het gele papier. Als je een roerstaafje op een beker legt, leg je dat dan niet per definitie dwars erop?
Na de koffie en thee gaan er vingers omhoog. Er gaan vooral veel meisjes naar het toilet – mijn geschiedeniscollega blijkt later te hebben geturfd. Slechts één op de zeven toiletgangers was een jongen.
Bij de ingang, naast een doos automaatbekers – 3000 stuks 180 cc wit – liggen de talloze mobiele telefoons op een tafel. Daarop schrijven de leerlingen na afloop hun sms’jes, krabbels en tweets. Over hoe het ging. Hoe zwaar kut het was of hoe fucking simpel misschien.
Ik neem een slok van mijn koffie en kijk opzij. De muurklok zit in een kooi, beschermd tegen rondvliegende ballen. Nog een uur te gaan. Ik mag niets doen. Mijn collega’s evenmin.
Tweet. #Gymzaal: Surveilleren bij examen Nederlands. Wachten op vingers. Gelukkig koffie.

dinsdag 11 mei 2010

Collega van L.O.

Het was leuk opgezet en ik ben blij dat ik de tweestrijd won, maar had ik de grimmigheid van het duel voorzien, ik had er vermoedelijk voor bedankt.

Mijn collega N. is van de sectie lichamelijke opvoeding – hij is sportief, competitief, zelfverzekerd en kent geen ander doel dan de overwinning.

En bij verlies is er het excuus.

Toen ik de trofee had ontvangen en even later met collega N. alleen was, vertelde hij me lachend dat hij de jury had geïnstrueerd mij op het tweede onderdeel te laten winnen. Heus, dat zei hij. Dat hij me ronde twee had láten winnen.

Enfin.

Eindexamenleerlingen hadden collega N. en mij uitgedaagd voor een tweegevecht dat gefilmd werd en op de laatste schooldag in een overvolle aula getoond zou worden.

Zo zagen de leerlingen ons in de supermarkt, als bezetenen. In twee minuten voor zeven personen eten kopen voor niet meer dan een tientje. Ik verloor omdat ik 32 eurocent teveel aan artikelen in het wagentje had. De aula hoorde collega N. gnuiven: ’32 cent Posthumus! Net teveel! Jammerrr!’.

Wat de leerlingen in de aula niet zagen was dat een halfuur voordien wij elk in de auto met enkele leerlingen richting supermarkt waren gereden. Ik had nog maar net een week mijn eerste auto. Collega N. reed in zijn snelle Volkswagen achter mij, op bepaalde momenten wild claxonnerend en flitsend met zijn groot licht. In mijn spiegels zag ik de grote grijns in de auto achter mij. Mijn rug prikte van het zweet, vooral toen ik tot groot genoegen van collega N. de parkeergarage miste. Na de supermarkt stond het 1 – 0 in mijn nadeel.

Op weg naar mijn woning – waar de tweede ronde zou plaatshebben – wederom getoeter en verblindend licht. Het scheen me toe dat de strijd was losgebarsten als een onweer dat nog wel even aan zou houden.

Ronde twee was een kookwedstrijd, wederom gejureerd door de filmende leerlingen. Er moest een pasta geserveerd worden, bereid met de in de supermarkt aangeschafte producten. Collega N. verstopte mijn teentjes knoflook, maar faalde in timing en accuratesse. De aula zag hoe ik in mijn bloemetjesschort uiteindelijk de tweede ronde binnensleepte. Het stond 1 – 1. Dat collega N. achteraf zei dat hij mij de ronde cadeau had gedaan vond ik een onbetamelijke belediging. Mijn pasta overtrof de zijne qua smaak én presentatie.

De filmbeelden toonden overigens niet dat ondertussen in de woonkamer mijn spelcomputer was aangezet. Terwijl de pasta op het vuur stond, waagden collega N. en ik ons aan een partijtje bowlen. Leuk, zou je zeggen, maar dat collega N. mij af en toe aanduwde als ik aanlegde voor een strike, ervoer ik als kinderachtig en onnodig.

Ronde drie was beslissend. Het aanvankelijke plan van de leerlingen ons zoveel mogelijk telefoonnummers van vrouwen te laten verzamelen werd eensgezind verworpen. Collega N. vond verliezen een te groot risico en ik bedacht me tijdig dat het een beschamend schouwspel zou zijn geworden.

Het kwam daarom op een wat flauwe schattingsvraag aan. Ik won, omdat ik vrij nauwkeurig de leeftijd van de mensen in de kroeg wist te raden. Ik kreeg een bierglas met fietsbel en was vooral opgelucht dat het afgelopen was.

Collega N. bracht de nacht door op mijn logeerbed, maar was ’s ochtends al vroeg vertrokken. Bij de vertoning van de filmbeelden in de aula tijdens de laatste schooldag heb ik hem niet gezien.