woensdag 16 februari 2011

Goede Voornemens

Dat was alweer de kerstvakantie. Ik heb een kalkoen gevuld, ik heb flink op mijn gitaar zitten rammen, ik heb geschreven, gelezen, gegamed, ik dronk champagne, knalde een vuurpijl de lucht in en nu is het 2011.
Een nieuw jaar biedt nieuwe kansen, maar van de goede voornemens ben ik niet. Ik heb me dan ook voorgenomen me niet te laten verleiden uitspraken te doen over wat ik in 2011 anders of beter ga doen dan in 2010. Afgelopen jaar was een voortreffelijk jaar en van dit nieuwe jaar verwacht ik niets minder. Ik moet erkennen dat ik enige tijd terug mezelf had toegefluisterd dat ik er goed aan zou doen weer eens te stoppen met roken. Wel, dat is niet gelukt – op de eerste dag van het nieuwe jaar sloot ik mijn ontbijt af met een sigaret die me uitstekend smaakte. Dus sodemieter op met je goede voornemens.  
Hoewel.
Ik zou misschien wel eens wat vroeger naar bed kunnen gaan, zodat ik niet het eerste uur in dromerige afwezigheid mij stamelend door de lesstof werk. Misschien moet ik ook beter ontbijten. Niet twee, maar vier boterhammen. En dan het liefst met een gebakken ei en vers geperste jus. En dan smeer ik ook gelijk twee boterhammen extra voor mee naar school. Ik koop een grotere broodtrommel.
Allicht, ik zou mijn lessen nog wel wat beter kunnen voorbereiden, zodat alles tiptop in orde is en ik niet verrast ben als leerlingen met de neus in het geschiedenisboek het lokaal binnenlopen – slik! – en vragen: ‘is het een moeilijke repetitie, meneer?’ en dat ik dan denk: Repetitie? Repetitie? Shit!
Meer slapen, steviger ontbijten, beter mijn lessen voorbereiden: zulks zou ik in principe voornemens kunnen zijn. Maar ik heb geen voornemens, dat zei ik al, want voornemens scheppen verwachtingen en verwachtingen zijn onberekenbare wezens.  
Zeker, ik zou meer historische naslagwerken kunnen doorspitten voor de vakkennis; ik wil misschien wel meer geweldige anekdotes uit het hoofd leren voor die spetterende les; ik zou iets vaker nee, en misschien ook wat vaker ja moeten zeggen. Ik zou met meer regelmaat al die overtollige papieren uit mijn mappen moeten halen, ik zou toetsen sneller na moeten kijken, meer initiatief aan de dag moeten leggen, mijn agenda beter bij moeten houden en lachen als een collega een grap maakt die niet leuk is.
En ben ik te opstandig en cynisch geworden? Waarom doe ik moeilijk over het lopen van de surveillanceronde eens in de week? Kom op zeg! Niet zeuren, gewoon even doen! En weet je wat? Dan maak ik ook na elke werkdag keurig het bord schoon en op vrijdagmiddag laat ik de kinderen de stoelen op de tafel zetten voor de schoonmaakploeg. En de absenties ga ik ook beter bijhouden, want daarin ben ik soms wat afwezig.
En twintigelf wordt het jaar van de lerarenband! Hij van Frans op gitaar, hij van Nederlands op contrabas, de collega van maatschappijleer op piano en misschien de man van het boekenfonds op drums. En dan knallen! Dat zou wat zijn. Een lerarenband! En op donderdagmiddag gaan we met collega’s voetballen in de gymzaal. Even dat cynisme er uit zweten. Tof!
En ik ga geen leerlingen meer volgen op Twitter, wat een onzin! Ontvolgen dat kippenhok. Ze moeten mij maar volgen, dát is de juiste rolverdeling. En nu ik toch bezig ben: alle leerlingen halen een dikke voldoende op het examen geschiedenis! En ik stuur kaartjes naar zieke collega’s! En ik vraag nu eindelijk geld aan de carpoolers die ’s ochtends de ramen van mijn Opel doen beslaan.
Maar goede voornemens? Nee, daar doe ik niet aan. Ik heb hoogstens wat stiekeme plannetjes. Dat is wat anders. 

Naschrift: Op 11 januari, een week na publicatie van deze column, stopte ik met roken.