dinsdag 20 oktober 2009

Hyperouders en tongen met de hond

Twee weken geleden zette ik mijn vraagtekens bij het oormerken van kinderen. Aangezien adhd’ers, dyslectici en anders geëtiketteerden de laatste jaren als paddestoelen uit de grond schieten, meende ik er verstandig aan te doen dit onderwerp aan te snijden. Er zijn immers heel wat kanttekeningen bij te maken. Mensen staan op dit onderwerp lijnrecht tegenover elkaar, zo blijkt uit de talloze reacties die ik op mijn column kreeg. Zelfs ouders van zorgleerlingen verschillen van mening. Voor de één is een diagnose een zegening, voor de ander een last.

Nochtans vraag ik me af waar de opvallende toename van het aantal zorgleerlingen de laatste decennia uit voortkomt. Begin dit jaar liet Stichting Farmaceutische Kengetallen weten dat het gebruik van adhd-medicatie in een jaar met 25 procent is gestegen. Vergeleken met 2002 is er zelfs een totale toename van 249 procent! Die adhd’ers komen toch niet uit de lucht vallen?

Is adhd een modeziekte? Is er sprake van overdiagnose? Daarover bestaan twijfels. Ouders willen erg graag dat alles goed gaat met hun kind. Dat is heel normaal. Maar soms willen ze dat té graag. Elke afwijking van het normale kan een reden voor ouders zijn om aan de bel te trekken. Als hun kind niet goed meekomt op school, dan móet er toch wel wat aan de hand zijn? Deze zogenaamde ‘hyperouders’ kijken vreemd op als blijkt dat hun kind helemaal niets mankeert.

Maar het is tegelijk niet ongewoon dat een arts op basis van slechts vermoedens wel medicatie voorschrijft. Zij hebben in de regel te weinig tijd om een diagnose te stellen en de GGZ heeft meestal lange wachtlijsten. Dus: stop er maar Ritalin in en we kijken even hoe het gaat. Geen diagnose, wel aan de pillen en de ouders tevreden, want hun vermoeden bleek niet onterecht.

Het fenomeen hyperouder is in Amerika al wat ouder en wordt beschreven in het boek ‘A Nation Of Wimps’ (2008) van de Amerikaanse psychologe Marano. Doordat jonge kinderen tegen de boze wereld worden beschermd, kunnen ze in hun studententijd psychologische problemen, zoals angststoornissen ontwikkelen, volgens de psychologe. Ritalingebruik onder Nederlandse studenten is overigens heel gewoon: maar liefst 7 procent gebruikt het. Voor de concentratie, zeggen ze. Of gewoon voor de lol.

Steeds meer ouders geloven heilig in de maakbaarheid van hun kind en televisieprogramma’s als ‘Dr. Phil’ of ‘Opvoeden doe je zo’ stimuleren dat. Marano legt uit dat deze bijna dwangmatige bescherming en sturing van het succes van een kind gemakkelijk kan leiden tot aandachtsstoornissen als adhd. Dus niet alleen al het feit dat de overbezorgde ouders heel snel de arts opzoeken, maar ook het feit dat zij hun kind niet vrij genoeg laten, kan een verklaring zijn voor de enorme toename van het aantal met adhd gediagnosticeerde kinderen.

‘Liefdevolle verwaarlozing’ is de oplossing volgens psycholoog Kohnstamm. Laat een kind lekker aanklooien, rondrennen of dromen. Stap niet gelijk met die kleine dromer naar de huisarts en zet dat kind gewoon in die vieze zandbak vol bacteriën! En ga niet sámen in het klimrek! Kinderen moeten immers de consequenties van hun misstappen leren kennen. Een kind móet af en toe een blauwe plek oplopen, nu en dan een flinke pol gras eten en af en toe tongen met de hond. Daar word je sterk van.

dinsdag 6 oktober 2009

‘Ik heb ADHD en dus ben ik druk’

Kortgeleden maande ik een tweedeklasser tijdens mijn uitleg tot stilte, maar het meisje protesteerde heftig. ‘Maar meneer, ik heb ADHD en dus bén ik druk. Daar kan ik niets aan doen!’ Ik heb haar uitgelegd dat ze, net als iedereen, gewoon haar mond moet houden als ik iets uitleg. Ze sputterde nog even tegen, maar ging akkoord.

Vroeger was dit gewoon ‘een druk kind’, maar tegenwoordig plakken we er een naamkaartje op. Resultaat: de leerling legitimeert wangedrag met een professioneel gediagnosticeerde afwijking. Erg handig, zo’n stempel. Ik herinner mij een telefoongesprek met een moeder. Nadat bij haar kind ADHD was vastgesteld, had zij zich ook laten onderzoeken en ja hoor, u raadt het al meneer, ook ADHD. Nou, dat verklaarde dan mooi waarom het thuis allemaal niet zo soepel liep.

In het onderwijs hangt aan steeds meer leerlingen een label, zodat we daar allemaal fijn rekening mee kunnen houden. Niet dat er tegenwoordig meer zorgleerlingen zijn dan vroeger. Zeker niet! Waar een leerling vroeger gewoon ‘niet zo goed in taal‘ was, heeft hij nu ‘dyslexie’ op het voorhoofd staan, een aandoening die de dyslecticus zelf niet eens kan schrijven! Iemand die vroeger ‘een beetje vreemd’ was, heeft nu een PDD-NOS-label in het oor hangen. Wat een vreemde naam, PDD-NOS. Echt iets voor een vreemd kind, niet waar? Wat betekent die afkorting eigenlijk? Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified. Meent u dat nou? Het is dus nu officieel een vreemd kind? Dat is wel zo prettig om te weten. Dat het officieel is, bedoel ik.

Natuurlijk, zorgleerlingen verdienen speciale aandacht. Ouders en scholen stellen alles in het werk om hen zo goed mogelijk te helpen. Zo is er de rugzakleerling die stapeltjes bankbiljetten voor bijvoorbeeld ambulante begeleiding in zijn knapzak meetorst. Verder krijgen dyslectici en discalculici (zij die moeite met getallen hebben) toetsen op reuzenformaat en extra tijd om de toets te maken. Docenten worden bovendien steevast goed ingelicht over de kinderen, zodat ze niet vreemd opkijken als een leerling plotseling door het lokaal stuitert. Deze bijzondere aandacht is terecht, maar of die extra poen altijd het gewenste resultaat oplevert, vraag ik mij af.

Het bestempelen van een groep leidt tot vooroordelen. Aha, zij heeft ADHD, dus is ze druk en snel afgeleid. Deze drogredenering werkt inderdaad ook andersom, zoals bij de tweedeklasser van zonet: maar meneer, zo bén ik nu eenmaal! Achter een stempel is het goed schuilen. Daarom prijkt op het toetspapier van de dyslecticus de hoofdletter D (jawel, van dyslexie), zeggende: ik kan nu eenmaal niet schrijven, dus wilt u mijn spelfouten door de vingers zien?

Uiteindelijk mankeert elk kind wel iets. Zijn de ouders niet gescheiden, dan is er wel sprake van een bruine pleister-allergie. Is er geen faalangst, dan is er wel een ziek huisdier. Maar een etiket leidt tot vooroordelen, wordt aangewend als excuus en werkt zonder twijfel door in het hoofd. Als iemand dik genoemd wordt, gaat dat tussen de oren spelen. Als iemand zegt dat ik er bleekjes uitzie, dan voel ik me terstond misselijk. Waarom zou dat anders zijn als iemand het label ADHD opgeplakt krijgt? Maar meneer, zo bén ik dus! Officiéél!