woensdag 31 oktober 2012

'Meneer Hoefnagels' gooit de peddels weg


Tijdens de docentenvergadering stelt meneer Hoefnagels de vraag hoe het docententeam het onderwerp homoseksualiteit bespreekbaar zou kunnen maken. Hij zegt: “Bij seksuele voorlichting hebben we het ook over de man die opgewonden raakt en die een stijve piemel krijgt, nou, dan lijkt me duidelijk, bespreek dan ook twéé mannen met stijve piemels.” Hij is bloedserieus, maar je proeft de ondertoon van een komiek. Eerder zei Hoefnagels: “Lesgeven is voor mij: laat maar gebeuren. Je zit in een bootje en je kan twee dingen doen. Of je gaat lekker met de stroom mee, of je gaat als een gek er tegenin peddelen. Doen veel leraren hè? En maar peddelen. En ik zeg: gooi die peddels weg en laat maar gaan.” Tja, wat moet je daar van denken?

Vorige week wees iemand mij op de zesdelige serie 'Hoefnagels – help, ik ben leraar', op de vroege zondagavond uitgezonden door de NTR. Op Uitzending Gemist keek ik de vier tot dusver uitgezonden afleveringen in één ruk uit. Ik moest er hard om lachen.

Hoefnagels is docent Nederlands aan een VMBO en heeft een zeer eigenzinnige kijk op onderwijs. Waar andere docenten linksaf gaan, gaat hij rechtsaf en andersom. Hij gooit inderdaad de peddels weg en schrijft een boekje over zijn onorthodoxe methodes. 

Hij heeft bijvoorbeeld een straffenpot. Leerlingen hebben zelf straffen bedacht, die op kleine papiertjes geschreven en in de pot gestopt. Wanneer nodig, trekt een leerling een papiertje en voert de aangegeven straf uit. Hoefnagels: “In mijn boekje heb ik het over de verantwoordelijkheidscirkels.” Hij toont een A4-tje met twee cirkels die elkaar deels overlappen. Hij wijst. “Dit is de verantwoordelijkheid van de leraar en dit is de verantwoordelijkheid van de leerling. En hier, dit is de overlapping. En hier zit ik ook met mijn straffenpot, hè?”

Ik vind de straffenpot een grappig idee, maar onuitvoerbaar, want inconsequent. Het cirkeldiagram kan niet serieus bedoeld zijn. Of...? Wat is er toch aan de hand met meneer Hoefnagels? Ik kan mijn vinger er niet op leggen.

Hoefnagels
Hoefnagels en zijn klas
Elke aflevering opent de ogen. Zonder aarzeling zegt hij het inderdaad honderd keer, als een meisje reageert met “Zo'n honderd keer” op Hoefnagels' vraag “Hoe vaak moet ik nog zeggen mobiel weg?” Als leerlingen hun cijfer goed raden, krijgen ze “hupsakee, een halve punt er bij” om zelfreflectie te stimuleren. Zijn theorieën illustreert hij telkens met merkwaardige afbeeldingen zoals een lijnpoppetje dat vastzit in een emotiedoosje en daar op het tweede plaatje uit klimt. Zijn mentorgesprekken slaan pedagogisch volledig de plank mis – hij is neerbuigend en weinig complimenteus.

Je hebt als kijker soms medelijden met de leerlingen; soms denk je dat ze zich juist erg gelukkig mogen prijzen. Hoefnagels is een komiek. Hij is eigenzinnig. Hij is creatief. Hij start het gesprek: laat alle docenten een pet opzetten tijdens de vergadering om de hoofddekseldiscussie nieuw leven in te blazen. Maar bovenal: hij beseft dat doceren meer is dan je lesprogramma draaien. Je hebt te maken met pubers en hun emoties en daar móet je wat mee. Maar ik kon Hoefnagels tegelijkertijd niet serieus nemen.

Na de vierde aflevering begrijp ik opeens mijn dubbele gevoel. Mijn oog valt op de aftiteling: Peter Hoefnagels gespeeld door Marco van Es. Ik spoel terug en kijk nog eens. Hoefnagels blijkt een verzonnen personage. Ik ben beetgenomen.

Ik google en lees een interview met de acteur. De leerlingen zijn échte leerlingen, maar hebben geauditeerd. De gehanteerde methodes zijn gebaseerd op bestaande theorieën. Het is aan de kijker te oordelen.

Op Twitter lees ik reacties van docenten. Waardeloos voorbeeld zeggen ze. Ik zeg: jongens, gooi die peddels eens weg en laat maar gaan. 

(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 18-09-2012)

Mobieltjes Weg (Nederland 2, Vrijdag 5 Okt 2012)
Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.



zaterdag 20 oktober 2012

De vijf rollen van de leraar

Ter informatie
Mijn column 'Arme Docent' van afgelopen donderdag ging over de vijf rollen van de leraar. Voor meer informatie, bekijk hier het boek, of anders hier een filmpje. 
J.P.



dinsdag 16 oktober 2012

Zeven weken vakantie, dat valt niet mee


De zomervakantie is de periode van het jaar waarin ouders onderkennen dat docenten te weinig verdienen, las ik enige tijd terug. Kan ik me voorstellen. Zeven weken is een lange periode. Dat valt niet mee.

Je kunt je de huiselijke discussie voorstellen. Wat kunnen we morgen nou eens gaan doen? Pretparken zijn duur. En altijd die vriendjes over de vloer is ook maar zo zo. Al die troep moet opgeruimd. Kauwgom in het haar. Overal zand in huis. Verf op de muur. En dan oppas regelen. Of opvang. Of logeerpartijen. En dan de middagen die maar niet ingevuld wilden worden. 'Maaa-aam! Ik vervéééél me zo!' Áls er een groep is die opgelucht ademhaalt als september naakt, dat zijn het de ouders wel.

Nou ja, Frankrijk was leuk. Hoewel. In het zwembad van de camping zwom je zo tegen een losgeweekte pleister aan. En je stond in de file naar het strand. En de kinderen zeurden. En het was bloedheet. Er viel een ijsje op de achterbank. De hond werd ziek. Je nam een verkeerde afslag.

Gelukkig waren de pretparken geweldig, hoewel de kinderen al misselijk werden in de verzengende hitte in de rij vóór de achtbaan, het geld snel opraakte, de patat te vet en de mayonaise te zuur was en wie had eigenlijk bedacht dat oma zo nodig mee moest?

Wie had eigenlijk bedacht dat oma zo nodig mee moest?

Ik denk wel eens dat het de ouders zijn die die spandoeken langs en boven de weg hangen: de scholen zijn weer begonnen. Ik minder gas. Naast de tekst verbeeld ik mij de glimlachende hoofden van een ouderlijk paar, ze houden de duim omhoog. Ik lees: eindelijk verlost van die kutkinderen. Laat de docenten het maar weer doen. Wat voor werk ik doe? Ik zit in de kinderopvang.

Voor ouders kan de vakantie hunner kinderen niet kort genoeg duren, voor kinderen kan vakantie nooit lang genoeg duren. Voor docenten is de zomervakantie vanuit professioneel oogpunt vooral verwarrend.

Na zeven weken vakantie is het net alsof ik aan iets nieuws begin. Ik trek op de eerste dag mijn beste pak aan, omdat ik het gevoel heb een nieuwe baan te beginnen. Zeven weken lang moest ik dagelijks bedenken wat ik de volgende dag ging doen, ik ging op vakantie, ik had vrienden over de vloer, maakte er een troep van, logeerde hier en daar, verveelde me en opeens heb ik een baan. In het onderwijs. Zo voelt het. Onwennig.

Het is alsof je elk jaar datzelfde computerspelletje speelt – je komt meestal wel weer een level verder, maar elk jaar begin je opnieuw bij level 1. Steeds beter herken je de details van elk level – teamleiders zijn monsters, de directeur is de verschrikkelijke eindbaas die je te slim af moet zijn, maar gelukkig, leerlingen kunnen extra levens geven. Uiteindelijk zet de zomervakantie je weer terug bij het startscherm. Je vraagt je soms af of het spel ook gaat vervelen, maar je weet tegelijkertijd dat doceren als een vriend is, die je heel lang niet hebt gezien, die je zelfs vergeten was, maar die bij een volgend treffen comfortabel voelt als de oude trui die je zo graag draagt.

Ik raap mijzelf bijeen. Voorzichtig open ik de inbox van mijn werkmail in de laatste week van de vakantie en merk dat ik met halfgesloten ogen en afgewend hoofd op de mail met de titel 'Schoolstart 2012-2013' klik, alsof mij iets afschuwelijks staat te wachten. Ik gluur door mijn wimpers en slik. Ik word maandagochtend om 8 uur op school verwacht. Afschuwelijk.

De zomervakantie duurt vanaf volgend jaar zes weken. En dat is maar goed ook. Want zeven weken vakantie, nou, poeh, hé, dat valt gewoon niet mee. En dat weten de ouders maar al te goed. Nu alleen nog meer verdienen.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 04-09-2012)  

dinsdag 2 oktober 2012

VERHUISBERICHT

VERHUISBERICHT
Vanaf deze week staat mijn tweewekelijkse onderwijscolumn niet op dinsdag, maar op donderdag in de (vernieuwde) Leeuwarder Courant. 
J.P. 

De Leegte Na De Grijsgolf


De babyboomgolf, die enorme vloedgolf van vergrijzing, dat product van hersteld vertrouwen, spoelt de komende jaren aan op het pensioenstrand. Nu hoorde ik dit verhaal vijf jaar geleden ook al, maar blijkbaar geldt deze zich herhalende noodkreet nog steeds. Het is een flinke golf, moet je maar rekenen. Net las ik dat de komende vijf tot zes jaar veertig procent van het lerarenbestand stopt. Kort geleden passeerde het aantal gepensioneerden in Nederland de drie miljoen. In 2040, is de schatting, is bijna dertig procent van de bevolking 65-plus.

GrafiekEn dat merk ik. Wij zwaaien deze week zoveel collega's uit dat we mitella's voor de vermoeide armen zullen moeten bestellen. Maar hun vertrek is niet het enige dat opvalt. Wat betreft het docentenbestand lopen landelijk twee ontwikkelingen in het oog. Tegenover de voortdenderende grijsgolf staat geen vergroening. Anders gezegd: waar de ouden zongen, piepen nauwelijks jongen.

Uit een enquête van DUO blijkt dat tachtig procent van de Nederlandse scholen in het voortgezet onderwijs te maken heeft met krimp van het personeelsbestand, omdat het budget van middelbare scholen voor onderwijsgevend personeel met zestien procent daalt. Dat is niet mis. De vacatures die de pensionado's achterlaten worden niet ingevuld met jong talent. Bij een gelijk aantal leerlingen betekent het simpelweg dat docenten die er al zijn meer les moeten geven en dat er dus minder ruimte is voor andere taken die toch zo broodnodig zijn. Extraatjes als projecten, excursies, naschoolse activiteiten, maar ook het onmisbare mentorschap, de begeleiding van profielwerkstukken of extra lessen voor de excellente, of juist moeilijker lerende kinderen komen in het geding. Reken er maar niet op dat docenten vrijwilligerswerk gaan doen.

Voor krimpregio's, de leeglopende uithoeken van het land, lijkt de vergrijzing niet zo'n probleem te zijn. Minder leerlingen betekent immers ook dat er minder docenten nodig zijn. De bevolkingsdaling – met name veroorzaakt door ontgroening, dus door vertrekkende jongeren – lijkt daar mooi de grijsgolf te compenseren. Als er tien leerlingen minder zijn, kan er weer een docent naar huis. Maar eerlijk gezegd krijg ik de indruk dat deze vlieger niet altijd op gaat.

Zie. Mijn werkgever worstelt ook met een afnemende leerlingenpopulatie, maar weet die niet de vereffenen met de afzwaaiende grijzen. De jonge garde die de afgelopen twee jaar enthousiast de opengevallen plaatsen innam van de gepokten en gemazelden, moet nu weer het veld ruimen. Het geld is op. De lessen zullen voor bijna honderd procent gegeven worden door docenten met een vast contract. Naarstig werd gezocht naar 'slapende bevoegdheden'. Opeens leek iedereen bevoegd om ckv te geven. Een collega van geschiedenis verhuist volgend jaar naar de sectie Duits. Van collega's van Nederlands en aardrijkskunde werd de geschiedenisbevoegdheid wakker geschud. Alles stond op z'n kop om maar geen nieuwe mensen aan te nemen en alles intern op te lossen. Hand op de knip. Knip in het personeel. Personeel in de rats.

Maar de grijsgolf draagt een belangrijke eigenschap op zijn schuimende koppen mee: de eerstegraadsbevoegdheid. Het zijn immers de doorgewinterde grijsaards die de bovenbouw van de havo en het vwo voor hun rekening nemen. Zij zijn daartoe bevoegd. Van de 90.000 leraren in Nederland is zo'n 10% eerstegraads en daarvan is de helft straks met de camper vertrokken. Er is weinig nieuwe aanwas. Met name voor de bètavakken worden niet veel eerstegraders opgeleid, maar dit geldt in mindere mate evenzogoed voor andere vakken. Het onderwijs staat een kaalslag te wachten.

Ik hoop na de zomervakantie te kunnen schrijven dat de nieuwe politieke coalitie de budgetbeperkingen terug heeft gedraaid. Wil het Nederlandse onderwijs mee blijven spelen op het hoogste niveau dan moet een eerstegraads brandwond worden voorkomen. 

(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 10-07-12)