dinsdag 17 november 2009

‘Homo oké, maar homoseks, nee dank u’

Vorige week zaterdag gaf minister Plasterk het startschot voor het project ‘Homo in de Klas’, dat jongeren in de onderbouw van vier gereformeerde scholen een wat genuanceerdere kijk op het fenomeen homoseksualiteit moet geven. En terecht, want homofilie wordt nog te vaak geassocieerd met gay parades en relnichterij. In veel orthodox-christelijke kringen is homoseksualiteit bovendien uit den boze. De projectontwikkelaars proberen dit taboe te doorbreken. Er komt zelfs een christelijke homo langs op de scholen! Een echte!

Toevallig vindt tegelijkertijd op mijn school het jaarlijks terugkerende project ‘relaties’ plaats. Ook homoseksualiteit komt aan bod, maar niet tot ieders genoegen. Twee jaar geleden richtte een dominee uit een naburig dorp zich in zijn zondagse gebed tot God met de vraag of hij wilde waken over de school, omdat die zich waagde aan een netelig onderwerp. We hebben het project godzijdank overleefd.

Toen eerder dit jaar in het Gelderse Emst een basisschooldocent ontslagen werd na zijn mededeling dat hij homoseksueel was, was het aan de politiek daar iets zinnigs over te zeggen. Dat viel nog niet mee. Het verbod op discriminatie, ons heilige artikel 1, staat hiermee immers op gespannen voet met de vrijheid van onderwijs die zegt dat iedereen een school vanuit een eigen grondslag mag oprichten. Minister Ter Horst kwam tot de onduidelijke conclusie dat iemands geaardheid niet mee mag spelen in het aannamebeleid van een school. Wel mag de school van de medewerkers eisen de grondslag ‘niet belachelijk of ongeloofwaardig’ te maken. Erg duidelijk is dat niet. Nee, dit gesodemieter knelt als een te strakke leren broek.

Want wat als het schooluitgangspunt de bijbel is? God doceerde Mozes vanuit de ontmoetingstent dat homoseksualiteit een gruweldaad is en dat de beoefenaars ervan gedood moeten worden. Ze hebben het aan zichzelf te wijten! Loyaal zijn aan dit vers uit Leviticus insinueert onthouding van de seksuele praktijk. Sorry Henk, maar zeg eens eerlijk: we weten dat je homo bent, maar dóe je het ook met je man? Dat zou de doodsteek voor je geloofwaardigheid zijn, niet waar? Homo oké, maar homoseks, nee dank u.

De combinatie christelijk en homo kan doodongelukkig maken en daarom is het goed dat de homoseksuele knuppel in het christelijke hoenderhok geslingerd wordt. Het is een feit dat in het darmstelsel geen bevruchting plaatsvindt, maar waarom zou het niet een natuurlijke geaardheid zijn? Homo ben je niet enkel om dwars te liggen. Vijf tot tien procent van de kerkelijke gemeente is homoseksueel, als dat aantal al niet verkleind is door verstoting uit de kudde. Ook in veel Friese christelijke dorpen wordt homoseksulateit nog steeds niet volledig geaccepteerd. Juist voor homoseksuele pubers zou een taboedoorbreking een zegen zijn - projecten als ‘Homo in de Klas’ en ons schoolproject ‘relaties’ dienen dat doel.

Toen ik twee jaar geleden tijdens het project met mijn groep een ‘echte homo’ ontving in het klaslokaal, raakten we in gesprek over typische homodingen. Homomannen kleden zich beter dan heteromannen, werd gezegd. Ik riep: en homo’s roken sigaretten en hetero’s roken shag en ik haalde mijn buil tabak tevoorschijn. Toen ik even later de groep vertelde van de dag dat mijn vader er achter kwam dat ik rookte, maakte ik een vergissing. Ik zei: “Mijn vader ontdekte een pakje sigaretten in mijn jas en zei…”. Eén van mijn leerlingen aarzelde niet en vulde in: “Jelte, ben je homo?”

woensdag 4 november 2009

'Meneer, waarom geeft u niet het vak toekomst?'

Eén van mijn leerlingen vroeg mij deze week: ‘Maar meneer, waarom geeft u niet het vak toekomst? Wat moeten we met geschiedenis?’ Ik legde hem uit dat er een aanzienlijke kans aanwezig is dat hij en zijn klasgenoten een baan zullen krijgen die op dit moment nog niet eens bestaat. De wereld verandert razendsnel en in onvoorspelbare richtingen. De tien banen waar momenteel de meeste mensen voor gevraagd worden, bestonden vijf jaar geleden nog niet. Hoe zou ik het vak toekomst kunnen geven als die in nevelen is gehuld?

Zeker, ook in de geschiedenis kamp je met slecht zicht, maar wát we er van weten helpt ons om de valkuilen te mijden waar onze voorouders in kukelden. Meer nog leert het ons de moderne wereld te kennen. Kennen we haar geschiedenis niet, dan begrijpen we haar huidige toestand niet en zijn we in onze steun aan die wereld op voorhand vleugellam. Met dit argument was mijn vak tegenover de groep leerlingen verdedigd, maar toch bleef de pientere vraag van die snotaap in mijn hoofd nagalmen. Want inderdaad, waar bereiden we onze leerlingen op voor? Doen we dat eigenlijk wel goed?

Kinderen die dit jaar hun eerste stappen in het voortgezet onderwijs zetten, beginnen vanaf ongeveer 2020 met werken en vieren in 2064 hun zevenenzestigste verjaardag in een wereld vol goederen en diensten waar nu nog geen namen voor zijn en problemen die we nooit als problemen herkenden. Deze leerlingen zullen niet veertig jaar voor dezelfde baas werken. Ze werken voor vijf, tien of zelfs vijftien bazen tot ze, ergens na hun zeventigste, stoppen met werken. De wereld waarin ze leven is snel, voortdurend in verandering, kent een ‘information overload’ en vereist gepaste vaardigheden. En dan doel ik uiteraard niet op blind duimtypen of simultaanchatten.

Nee. Volgens mij moeten docenten op de eerste plaats leerlingen leren hóe je moet leren. Hoe verwerf je kennis en hoe sla je die op? Kinderen moeten bedreven raken in het benaderen van teksten en het filteren van informatie: welke gegevens zijn belangrijk en welke nutteloos? In de 21ste eeuw is eigenlijk iedereen redacteur. Elk blogt, uploadt en netwerkt er op los. Kinderen moeten leren de grote stroom informatie kritisch te beoordelen, te gebruiken en te delen.

Ook moeten we zoveel mogelijk ruimte bieden aan de creativiteit van leerlingen. Dat kan binnen elk vak. Kern van de zaak is dat leerlingen de kans geboden wordt op een eigen, authentieke manier naar dingen te kijken. Geef de leerlingen problemen, geen kant en klare oplossingen. Spreek hun verbeeldingskracht aan en prikkel ze creatief na te denken. Deze nieuwe eeuw vereist aanpassingsvermogen en oplossingsgerichtheid, dus creatieve geesten.

Het is de vraag of het huidige vakkenaanbod de leerlingen een gedegen voorbereiding geeft op de toekomst. Ik denk van wel. Of beter gezegd: ik denk niet dat het huidige curriculum een solide opleiding in de weg staat. De veranderingen moeten in eerste instantie binnen de vakken plaatsvinden. Niettemin is het ondenkbaar dat het onderwijssysteem blijft zoals het is. Maar laten we in hemelsnaam niet weer in dezelfde valkuil trappen. Voordat we nieuwe onderwijswegen inslaan, zullen we die eerst grondig moeten onderzoeken. Die les hebben we inmiddels toch wel geleerd?