donderdag 4 februari 2021

Mat

‘In de opening verraste u me eigenlijk wel eerlijk gezegd, ik had gehoopt op e4 c5 a3 Nc6’, zegt Ghosthumus via de chat. En later: ‘ik dacht dat u misschien 13.Qa5 had kunnen spelen en dan op c7 pakken met de loper. Misschien zou dat beter hebben gewerkt, maar ik weet het niet zeker.’

Schaken is mij met de paplepel ingegoten. Ik speelde het als kleuter al en ook al ben ik nooit heel goed geworden, ik hou van het spel. Het is een feest om zelf te spelen - elke partij is een haast literair avontuur - maar het is een even groot genoegen om online de wereldtop te volgen: de buitenaardse snelheid van Hikaru Nakamura, de branie van Daniil Dubov, het door de goden gegeven instinct van Magnus Carlsen.

Schaken heeft momentum met het verschijnen van de Netflix-serie The Queen’s Gambit. Ik las dat de verkoop van schaaksets vervijfvoudigd is! Dat stemt optimistisch, want schakende kinderen slijpen hun brein. Ze kunnen zich beter concentreren, verbeteren hun logisch denkvermogen, rekenkunde, ruimtelijk inzicht en oefenen empathie.

Still uit The Queen's Gambit (Netflix)

Bovendien, je blijft er slank bij. Grootmeesters verbranden met hun denkwerk zo’n 6000 calorieën per dag op een toernooi - we eten dagelijks gemiddeld een derde daarvan.

De hausse brengt onvrijwillig het jaar 1972 in de herinnering, toen de Amerikaan Bobby Fischer het in Reykjavik opnam tegen de Rus Boris Spassky. De hele wereld keek mee hoe Bobby de eerste partij verloor, vervolgens eiste dat de camera’s weggehaald werden, toen niet op kwam dagen, daarna een telegram van Kissinger ontving en uiteindelijk tóch zijn zin kreeg. De wedstrijd werd voortgezet in een benauwd achterafkamertje en Fischer werd wereldkampioen. De schaaksets waren niet aan te slepen in die dagen.

Fischer vs. Spassky, Reykjavik, 1972

Een aantal van mijn leerlingen is enthousiast schaker. Met de beste speelde ik een tijdlang elke les één zet. Ik hield thuis de stelling op een bord bij, geholpen door mijn vader en broer - hij deed alles uit zijn hoofd (grotendeels tijdens de geschiedenisles, vermoed ik) en won. Later organiseerde ik een simultaandemonstratie waarbij hij het in de aula opnam tegen leerlingen én docenten. Hij verloor één partij, speelde één gelijk en won de overige twaalf. Een andere jongen komt regelmatig aan het eind van de les met zijn telefoon naar me toe waarop een bord klaar staat. Dan spelen we een potje snelschaak tussen de lessen door. Met weer een andere leerling speel ik correspondentieschaak, de langzaamste vorm, waarbij partijen over weken, zo niet maanden kunnen worden uitgesmeerd.

Ghosthumus zit in de vijfde klas, heeft een nogal intimiderende schaaknaam aangenomen en hij had gelijk. Ik had inderdaad de dame naar a5 moeten spelen en dan moeten pakken met de loper op c7. Hij won het potje met schwung. 

Deze column verscheen in Kleio no. 1, jaargang 62 (februari 2021)