woensdag 14 november 2012

Volle bak en onrust

Mijn vrouw zat achterin het lokaal tussen de stoere jongens van havo 5 die alles uit de kast haalden zich in haar schijnwerpers te spelen. Ik heb een mooie vrouw, dat vind ik ook, maar ik had niet verwacht dat haar aanwezigheid hen zo zou activeren. Ze gedroegen zich als kleine, opgewonden aapjes. Überactief. Over elkaar heen buitelend. Ik had mijn vrouw voor een lesbezoek uitgenodigd en gezegd: 'Dit móet je eens meemaken!'

Die oversture jonge honden maken namelijk deel uit van een examenklas van 33 leerlingen. Dat zijn zóveel kinderen dat je in de laatste weken van het jaar nog steeds af en toe een onbekend gezicht ziet.

Ik las net in het Onderwijsblad dat het aantal leerlingen per docent dit jaar met vier procent is toegenomen. Dat is niet vreemd als je weet dat het aantal leerlingen op middelbare scholen steeg, maar dat er toch 1800 fulltimebanen verdwenen. Kortom: klassen zijn groter geworden. Maakt niets uit, zegt het ene onderzoek, maakt wél uit, zegt het andere. Ik zeg: zou de klassengrootte geen invloed hebben op de prestaties, zonder twijfel heeft die dat wél op de mogelijkheden van de docent.

Ik geef het je te doen, een klas van meer dan 30 pubers. Het klassenmanagement, de verschillende namen, karakters en thuissituaties, de absentiecontrole, de didactische en pedagogische differentiatie, de oudergesprekken, de voorbereiding op de examens, de inhalers, de herkansers en ga zo maar door: het vergt nogal wat uithoudingsvermogen van een docent. Als het lokaal 's ochtends volstroomt en even later tot de nok toe gevuld is met dampende kinderen, als leerlingen bijkans op de grond moeten zitten of door het raam vanaf de gang de les gade moeten slaan, als de ramen beslaan, dan is het aantal didactische trucs gedaald tot één: allemaal stil zijn en opletten.

Een klas van 33 leerlingen. Dat zijn zóveel kinderen dat je op een ouderavond de ouders van Marieke de hand schudt, maar dat je geen flauw idee hebt wie Marieke is. Alle meisjes zouden opeens Marieke kunnen heten.

Er zijn onderzoeken die uitwijzen dat naarmate de klassengrootte krimpt het aantal slimme koppen ook afneemt en daardoor het gemiddelde niveau van de groep daalt. Dit zegt me niets. Er is simpelweg meer ruimte voor individuele aandacht in een kleinere groep. In een overvol restaurant met slechts één ober laat de service immers ook te wensen over. Maar toch, de belangrijkste vraag blijft hoe goed de ober zijn vak verstaat.

Stel, er zijn twee opties: de dertig leerlingen komen onder de hoede van een bekwame docent, of de klas wordt gedeeld en de helft van de leerlingen wordt ondergebracht bij een tweede, maar onbekwame docent. Ik kies gelijk voor het eerste alternatief.

Het liefst zie ik louter bekwame docenten voor de klas staan, maar tot mijn ontsteltenis was onderwijs weer eens een non-issue in de afgelopen campagne-periode. Wat gaat de nieuwbakken coalitie met het passend onderwijs doen? Als de klassen groter worden en individuele aandacht moeilijker wordt, maar tegelijkertijd het aantal zorgleerlingen in het reguliere onderwijs groeit, dan voorspel ik een groot probleem.

Echt. 33 Leerlingen! Dat zijn zóveel kinderen dat je bij het nakijken van de examens op onbekende namen stuit. Dat je absenten niet meteen mist. Dat je verdwaalt in je lokaal en je bureau niet meer terugvindt.

Mijn vrouw zag hoe aan het begin van de les een wat slungelige jongen zich aan me voorstelde. Hij was van profiel gewisseld en volgde vanaf nu geschiedenis bij mij. Hij zei zijn naam, maar ik hoorde slechts “nummer 34”. Ik wees hem de laatste lege stoel in het lokaal. 

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 04-10-12)