vrijdag 22 november 2013

Glasnost / Geschiedenis van alledaagse dingen / Van Maan Tot LED


Klik hier voor een opname van mijn derde bijdrage aan het radioprogramma Glasnost. Of kijk hier en ontdek wat het geweldige programma nog meer te bieden heeft. 

Klik op akkoord om verder te gaan

Akkoord, er is een onderwijsovereenkomst. Een akkoord in muzikale termen gaat uit van minstens drie tonen. Die zijn er weliswaar, maar de grondtoon mist: de AOB, de belangrijkste vakbond, heeft niet ondertekend. Ach, zeggen de ondertekenaars, de vakverenigingen die wel tekenden zijn samen groter dan de AOB, en ze zongen in koor: wij zijn lekker met mee-eer!

Dat ondertekenen gebeurde op een zogenaamd smartboard, de vervanger van krijtborden en whiteboards, dat stukje vernuft dat inmiddels op de meeste scholen hangt. De ondertekenaars kregen zeer duidelijk de instructie de pen niet van het bord te halen tijdens het tekenen – van de onderwijspraktijk hebben ze immers weinig kaas gegeten.

Eerst zette de minister een handtekening. ‘Mooooi…’, aldus de aanwezigen. De paraaf van de staatssecretaris werd daarna ontvangen met een goedkeurende ‘Nice!’. Jan van Zijl van de MBO-raad had niet goed opgelet. Hij haalde de pen tijdens het tekenen van het bord. Hij verdedigde zich. Het was ook een moeizaam proces geweest.

Dat moeizame proces heeft geleid tot een akkoord waar docenten niet over mee mochten praten en dat dus nauwelijks draagvlak kent. In het voortgezet onderwijs is 61% van de docenten negatief over het akkoord. Top-down-management vindt op alle niveaus plaats.

In het akkoord springen vooral niet-concrete afspraken en halve waarheden in het oog. Er wordt blijkbaar een blik nieuwe leraren opengetrokken, maar waar moet dat blik met 3000 mensen vandaan komen en waar moeten ze dan naartoe? Gaat het hier om het huidige lerarenoverschot of over het komende lerarentekort? Of moeten die 3000 behouden worden, zoals ik ook lees. En hoe dan? En wie dan? En waar dan? In het primair of het voortgezet onderwijs? Zeg het! Ik wil duidelijkheid! Bovendien, die paar duizend, dat is een druppel op een gloeiende plaat.

De BAPO wordt afgeschaft, maar een overgangsregeling is er nog niet. En de diepbevroren nullijn blijft in 2014 eerst nog staan; er wordt weliswaar 34 miljoen beloofd om dit te verzachten, maar dat is een loonsverhoging van een bleek patatje oorlog en een frikadel speciaal per maand. 

Belangrijk onderdeel van het akkoord is de werkdruk. Hoewel, men is vooral voornemens de werkdruk te onderzoeken. Ik dacht dat het inmiddels wel zo klaar als een klontje was. Vergissing mijnerzijds. Het moet eerst onderzocht worden.

Mij is het wel duidelijk. Als ik de roosters van mijn collega’s bekijk, vallen mij vooral de vrije dagen op. Een flink aantal heeft zelfs twee vrije dagen in de week! Een buitenstaander zou denken: wat nou werkdruk? Allemaal parttimers met heel veel vakantie!

Ik werk 0,8 fte. Dinsdags ben ik vrij, maar ik vind het gewoon dat ik op dinsdagmiddag werk. Het duizelt me als ik ’s middags thuiskom, omdat ik zo’n 150 pubers heb gezien. ’s Avonds bereid ik na de aardappelen mijn lessen voor. Ik ben wat chagrijnig als ik zondagmiddag weer nakijk en vooruitwerk. Ik doe aan onderwijs in mijn vrije tijd. Ik werk 80 procent, maar feitelijk fulltime.

De werkdruk zit volgens mij niet zozeer in vergaderingen en papierwerk, zoals het akkoord suggereert. Tijdens vergaderingen kan ik eindelijk wat indutten en wat administratie betreft: we hoeven ons als docenten in het voorgezet onderwijs nauwelijks te verantwoorden. Dat doen onze directies voor ons. Dat zij daardoor niet aan onderwijs toekomen, is trouwens wél een probleem.

De werkdruk zit vooral in de vele lesuren voor grote klassen, in het voorbereiden in je vrije tijd, in onbezoldigde taken, in liefdewerk oud papier. Er is gewoon te weinig geld om tijd te maken. Wil je een eerste stap zetten op ‘de route naar geweldig onderwijs’, zoals het akkoord is gedoopt, investeer dan vooral in kleine groepen en stel wettelijk vast dat een voltijdbaan maximaal 20 lesuren omvat.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 03-10-2013)

De kogel door de moskee

De kogel is door de moskee. Staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker heeft besloten de subsidiëring van het Ibn Ghaldoun in Rotterdam te stoppen. Lekker op tijd kun je zeggen, had je dat niet voor aanvang van het nieuwe schooljaar kunnen laten weten, meneer de staatssecretaris? Op 9 augustus werd het doorslaggevende inspectierapport al vastgesteld. Moest het definitieve besluit nou zo nodig ‘over de zomer heen getild’ worden? Maar goed, zomerreces is zomerreces en die 700 leerlingen konden wel even wachten. Nu staan ze in de eerste weken van het nieuwe schooljaar op straat en moeten ze uitkijken naar een nieuwe school. Meteen weer een achterstand.

In het grote plaatje kwam het besluit sowieso te laat. Uit het vorige week verschenen inspectierapport blijkt opnieuw dat het Ibn Ghaldoun rammelt en altijd gerammeld heeft, nieuwe, welwillende bestuurders ten spijt.

Dat is jammer, want met het besluit valt het doek voor het islamitisch voortgezet onderwijs in Nederland. Basisscholen op islamitische grondslag zijn er nog wel, maar vanaf 1 november is er geen enkele islamitische middelbare school meer in Nederland. Exit Mohammed.

Moslims hebben vanzelfsprekend het recht op eigen scholen, natúúrlijk zou ik willen zeggen, maar hoe je het ook wendt of keert, ze hebben de schijn tegen. Dat heeft verder niets te maken met de publieke opinie of beeldvorming, nee, afgelopen jaren bleek uit verschillende onderzoeken dat niet alleen op het Ibn Ghaldoun, maar ook op diverse andere scholen van islamitische signatuur op grote schaal gesjoemeld werd met geld. Familieleden en imams stonden op de loonlijst, medewerkers werden te hoog ingeschaald en er werden niet-educatieve pelgrimstochten naar de mohammedaanse bakermat geboekt. In 2008 schreef de onderwijsinspectie dat op maar liefst 86% van de islamitische scholen in Nederland gefraudeerd werd. Bijna de helft van de scholen stond te boek als ‘zwak’ of ‘zeer zwak’.

Uit het vorige week gepubliceerde onderzoek van de inspectie blijkt dat, ondanks het strenge toezicht, van verbetering nauwelijks sprake is. Er is een schuld van maar liefst 4,5 miljoen euro ontstaan, meer dan de helft van de docenten is onbevoegd, docenten spreken niet goed Nederlands, het gebouw en de materiële voorzieningen zijn kwalitatief onder de maat en de examenresultaten vertonen een neerwaartse lijn. De diefstal en verspreiding van eindexamens is in dit beeld niet eens meer verrassend te noemen, maar had wel voorkomen moeten worden door eerder ingrijpen.

In het rapport lees ik dat interim-managers kwamen en gingen. Maar liefst een half miljoen euro werd besteed aan deze falende puinruimers. Dat meer dan de helft van de docenten onbevoegd is, verbaast me overigens niet: in een stad als Rotterdam is het immers sowieso moeilijk goede docenten te vinden, laat staan docenten die passen bij de islamitische identiteit. Wat betreft de talen waren in de havo- en vwo-bovenbouw alleen de docenten Arabisch eerstegraads bevoegd.

Betrokkenen zijn verbolgen over deze uiterste consequentie. Natuurlijk zijn ze dat. Het Ibn Ghaldoun is de laatste school voor islamitisch voortgezet onderwijs in Nederland. Om te blijven bestaan werd bij de toelating en doorstroming niet zelden een oogje toegeknepen; cijfers werden kunstmatig omhoog bijgesteld. Maar dat houdt natuurlijk eens op.

Bedroevend is het dat de examenfraude blijkbaar nodig was om alle misstanden aan het licht te brengen. Hoe zit dat op andere, niet-islamitische scholen die onder streng toezicht staan? Moet de inspectie daar de boel niet eens goed doorlichten?

De sluiting is terecht en een doorstart heeft volgens mij geen kans van slagen. Ik hoop niettemin dat er een toekomst is voor islamitische middelbare scholen. Maar dan met bevoegde docenten, met mooie resultaten, met een goed gebouw en met bescheiden schoolreisjes naar het Rijksmuseum.


(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 19-09-2013)

Passend Onderwijs

“Ik denk soms heel lang na over grote verbanden”, zei de leerling. “Ik weet niet of meer leerlingen dat doen. Weet u dat?” Ik antwoordde hem dat volgens mij de meeste van de andere leerlingen snel afgeleid werden door hun klasgenoten, hun telefoon en computer, of dat ze zich verloren in oppervlakkige balorigheid. Bovendien, ze voelden daartoe ook niet die sterke drang die hij voelde. Ik zei hem dat hij hierin toch best bijzonder was.

Hij wijkt af van de rest van de klas omdat hij PDD-NOS heeft. Andere leerlingen wijken af, omdat ze rood haar hebben. Of omdat ze heel goed zijn in voetbal. Of geboren zijn in een ver land. Of gescheiden ouders hebben. Maar PDD-NOS is een afwijking die opgenomen staat in de DSM, de Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders, dat dikke Amerikaanse boek waarin ook ‘afwijkingen’ als het Syndroom van Asperger en ADHD zijn opgenomen en dat dit jaar zijn vijfde update beleefde. In het speciaal onderwijs is mijn leerling een zogenaamde cluster-4-leerling: in dit geval iemand met een autismespectrumstoornis.

Wat afwijkingen betreft geldt overigens altijd: als de meerderheid het heeft, is het geen afwijking of ‘stoornis’, en dus krijgt het geen stempel. Waarom worden mensen die zich met een torenhoge hypotheek in de schulden steken niet voor gek verklaard?

Het aantal zorgleerlingen in onze bovenbouw is nu nog op de vingers van één hand te tellen, maar per 1 augustus 2014 zal dat veranderen. Vanaf dan zullen reguliere scholen binnen een samenwerkingsverband met andere scholen ‘bijzondere’ leerlingen een passende onderwijsplek moeten geven. Het zogenaamde ‘rugzakje’, een leerlinggebonden som geld, komt te vervallen. De samenwerkende koepel krijgt een budget dat ze naar eigen inzicht verstandig moeten besteden.

Hipste rugzak op school anno 2013 is van het Engelse merk Eastpak. Soms hebben leerlingen de bovenste twee dwarsstreepjes van de E donkergekleurd, zodat er ‘Lastpak’ staat: dat is vast dat rugzakje van die zorgleerlingen, vermoed ik.

Rugzakje van zorgleerling

Vanaf volgend jaar wordt veel van ons docenten verwacht: wij spelen binnen deze verandering een centrale rol, omdat wij de kinderen dagelijks begeleiden.

Daarop moeten we worden voorbereid, want inderdaad, ik heb het nog niet helemaal onder de knie. Toen ik na het gesprek afscheid nam van de leerling zei ik met ironische ondertoon: ‘Ik moet nu echt weg, ik heb een vergadering en dat vind ik toch zo ontzéttend leuk, vergaderen!’. ‘Oh ja?’, was zijn antwoord in alle ernst, ‘u vindt vergaderen leuk?’

Mijn school neemt de toekomstige ontwikkelingen van het Passend Onderwijs heel serieus. Daarom werden alle docenten al in de eerste schoolweek bijeengeroepen voor een presentatie over zorgleerlingen in het algemeen, maar die op onze school in het bijzonder. Ik keek om me heen: ik wist zeker dat als mijn collega’s in de huidige tijd groot waren geworden, er een aantal van een stempel zou zijn voorzien. Niet iedereen kon de aandacht er bij houden.

We kregen karakterschetsen van de leerlingen die veel overeenkomsten vertoonden, maar ook individuele verschillen. Ons werden eenvoudige handreikingen gegeven hoe we zouden kunnen reageren in bepaalde situaties. Docenten moeten bijvoorbeeld altijd duidelijk en eenduidig zijn in instructies, moeten emotioneel neutraal in hun benadering zijn en moeten heldere afspraken maken. Dat was gelukkig een duidelijke instructie.

Maar wat vooral bleek, is dat de ene zorgleerling de andere niet is en dat we vooral hun kwaliteiten aan moeten spreken.

De bijzondere leerling liet me zijn hobby’s raden aan de hand van twee data uit de vaderlandse geschiedenis: “10 juli 1584 en 20 september 1839”. De moord op Willem van Oranje herkende ik gelijk, de aanleg van de eerste Nederlandse spoorlijn iets later. Zijn hobby’s? Binnenlandse politiek en treinen. Geweldig.  

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 05-09-2013)