dinsdag 22 september 2009

Het reanimeren van een verdronken koe

Meestal heb ik mijn ogen nog halfopen als ik de personeelskamer in de vroege ochtend binnenstap, maar dat duurt gewoonlijk niet lang. Ik druk koffie in een plastic beker, loop door naar mijn postvak en vind mijn weg via trappen en gangen naar mijn lokaal. Er is geen tijd om achterover te leunen, want de eerste bel is al gegaan en het peloton tweedeklassers trekt het lokaal binnen. Een etui gaat door de lucht. Er valt een stoel. Ik hoor mezelf denken: Nu scherp zijn! Anders wordt het muiten en krijg je de kogel. Het loopt goed af. Ik ben klaarwakker en slechts licht gewond als de bel gaat. Ik gebruik de adempauze van enkele minuten om mijn wonden te verzorgen en dan dendert alweer een nieuw vuurpeloton het lokaal binnen.

In de pauzes word ik aan de mouw getrokken en een tussenuur is handig voor overleg. Naarmate de dag vordert taant de gewilligheid. Een achtste uur havo 4 is soms als het reanimeren van een verdronken koe, terwijl je zelf nog in het water ligt. Ik zag eens een poster waarop stond: jammer dat schooltijd alleen maar achteraf de leukste tijd van je leven is. Leerlingen hebben er doorgaans niet veel zin in. En bovendien hebben Nederlandse docenten het buitengewoon druk, volgens de nieuwste cijfers van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

De klassen zijn te groot en het rooster te vol. Inderdaad, de productiviteit van de Nederlandse docent is relatief hoog, maar dat is geen nieuws. En dat er de komende twintig, dertig jaar niet genoeg leraren zullen zijn om een einde te maken aan deze situatie, is evenmin nieuws. Ruim de helft van de docenten is momenteel ouder dan vijftig en zoveel jonge docenten zijn er niet te vinden.

Toch blijven de adviseurs van Plasterk monter. Onderwijs moet weer uitdagen tot excellentie, aldus de denktank Kennisinvesteringsagenda tot 2016. Plasterk wil af van de lauwe pis in het onderwijs: we moeten weer voorop lopen in de vaart der volkeren! Maar als er nauwelijks jongeren te porren zijn voor een baan in het onderwijs, hoe moet die ‘boost’ dan gerealiseerd worden? Wie moet het ‘maatwerk’ leveren, waar de adviesgroep in zijn stukken gewag van maakt? Ik kan het allemaal niet meer met elkaar rijmen. De docenten geven teveel lesuren aan te grote klassen, de buienradar toont ons de donkere wolken van het lerarentekort en Plasterk en de zijnen wensen maatwerk en excellentie!

Waar gaat het dus heen? Inderdaad, naar leerpleinen waar drie klassen tegelijk werken aan van alles en nog wat en waar de docent gedegradeerd is tot coach en bijgestaan wordt door een assistent om de orde te handhaven. Hoe kunnen we anders al die leerlingen nog bergen? De adviezen van commissie Dijsselbloem en de negatieve verhalen van ervaringsdeskundigen ten spijt, leerpleinen, dat klinkt ook mijn bestuur wel hip in de oren.

Hoewel in de brainstormsessies over de nieuwbouw het woord leerplein alleen in negatieve context viel, vatte een bestuurslid de dag als volgt samen: ‘Fijn dat de leerpleinen genoemd zijn, want dat is inderdaad waar we heen moeten!’

Niet dertig, maar zestig of negentig leerlingen bij elkaar? Nou, schiet mij dan maar meteen neer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten