woensdag 9 juni 2010

Infobees of webwurm?

Ik keek niet op toen vriend D onlangs opbiechtte dat hij lijdt aan infobesitas. ‘Ik heb last van infobesitas’, zei hij. ‘Dat weet ik’, zei ik. ‘En je vindt het nog cool ook.’ Vriend D is verslaafd aan informatie. Zonder internet is hij onthand en rusteloos. Met zekere regelmaat heeft hij een informatie-injectie nodig. Dan checkt hij zijn mail of surft van link naar links over het internet. Daar wordt hij kalm van.

Infobesitas dus. Een nieuwe ziekte. Een trendy ziekte zelfs. Eind vorig jaar stond de term opeens bovenaan de toptien van jongerentrends van 2010 en schijnbaar komt de voorspelling uit, althans in zoverre dat de benaming voor informatieverslaving steeds vaker opduikt. Ik vind het zorgelijk dat iets met de naam van een ziekte aangeduid wordt als trend.

Infobesitas bestaat, maar nu ik er over nadenk geloof ik niet dat vriend D infobees is. Hij is eerder een webwurm, iemand die naar parels vist in een grote oceaan. Hij weet de knikkers van de stront te scheiden. Hij zoekt naar oorspronkelijkheid, naar originele uitingen op het web. En daar zijn er genoeg van.

De infobees daarentegen is het om het even welke informatie aangeboden wordt en slurpt alles blind op. De stereotiepe patiënt is een tiener die 75 sms’jes per dag verstuurt, er evenzoveel ontvangt, die onrustig wordt zonder mobiel, die lid is van minstens drie sociale netwerksites en die op de hoogte móet zijn, want al het nieuws – hoe triviaal ook – is superbelangrijk.

De datastroom lijkt eindeloos en veroorzaakt daarom stress. De oorzaak is voornamelijk peer-pressure: het idee niets te mogen missen, omdat je dan een stap achterloopt op de rest.

Een flink deel van mijn leerlingen is patiënt. Het is aan het onderwijs om leerlingen wegwijs te maken op het internet. In de eindeloosheid van de informatie zitten juist de mogelijkheden. Van infobesen moeten we webwurmen maken.

Het is een veelgehoorde klacht dat leerlingen onzorgvuldig hun bronnen kiezen. Teksten worden niet meer gelezen, maar direct gekopieerd en geplakt in het verslag. De informatie die gebruikt wordt staat onder de eerste hit die Google levert – dus elk levert hetzelfde werkstuk in. Google als gezaghebbende autoriteit op het gebied van… Tja, autoriteit op álle gebieden!

De oplossing? De informatie optimaliseren. Internetbronnen kunnen spelfouten bevatten, zijn vaak onvolledig of slecht geschreven. Sites als Wikipedia zijn open-source – met andere woorden: iedereen kan meeschrijven. Laat leerlingen eens een tekst aanvullen, verbeteren, of laat ze een eigen mening over de aangeboden informatie formuleren. Of laat ze reageren op samenvattingen, werkstukken en websites van leerlingen van andere scholen.

Overigens, ik zeg niet dat het gebruik van internet een doel in het onderwijs moet zijn, maar verstandig gebruik van internet moet dat wél zijn.

Eerlijk gezegd herken ik zelf ook die welhaast onstilbare honger naar informatie. Als ik mijn mobiele apparaat niet in mijn broekzak vind, omdat die ergens is blijven liggen of als de batterij leeg is, dan word ik een beetje nors. Wanneer ik mijn mail niet kan checken, begint er iets te knagen. Ik móet online zijn, anders voel ik me gemankeerd, alsof ik oogkleppen draag. Offline zijn veroorzaakt een onrustig gevoel.

Infobesitas dus. Een kinderziekte. Het fenomeen dat we via smartphones non-stop online zijn is relatief nieuw. Niemand heeft de kinderen in mijn klas verteld hoe je om moet gaan met die eindeloze stroom data. Iemand met infobesitas moet gezond gaan surfen. Maar dat moet je wel leren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten