Het is de tijd van het jaar. Het ene moment is de hemel helblauw
en zonovergoten, dan weer worstelt het zonlicht zich door een donker wolkendek
en af en toe barst een ongenadige plensbui los.
Zo verliep afgelopen donderdag
ook in drieën. Het was als dat drieluik van Jeroen Bosch – het laatste oordeel
was geveld, de mentoren hadden gebeld: gezakt of geslaagd of iets daartussenin.
Eerst arriveerden de overwinnaars
op school, in een roes van victorie, uitgelaten, lachend, elkaar omhelzend, zoenend,
feliciterend. De overwinning behaald, de middelbare school een afgesloten
hoofdstuk. Gebalde vuist omhoog – ‘yes’. Er worden plannen gesmeed voor de
avond, de week, de vakantie, voor de komende jaren. Maar dan, als de winnaars
weer huiswaarts zijn gekeerd, de bloemen en de goodiebags nog maar net uit het
zicht, het lachen en joelen nog maar pas verstomd, zie, dan komen de
verliezers. Eerst zij die nog een herkansing krijgen, teleurgesteld, maar ze
weten: er is nog een strohalm. Het scheelde twee tienden! Die vijf moet een zes
worden! Met een glinstering van hoop in de ogen fietsen zij naar huis, terwijl
achter hen tenslotte de definitief gezakten arriveren. Met betraande ogen, hangende
schouders.
Voor sommige examenkandidaten
komt het als een verrassing. Het zakken, maar ook het slagen. Misschien stonden
de vlag en de tas al klaar in een hoek van de garage, klaar om opgehangen te
worden, maar kwam er vroeg in de middag dat telefoontje. Tóch gezakt. Misschien
was het andersom en lag de vlag nog op zolder, opgerold in een doos, maar was
het bericht positief: ‘Wat! Méént u dat? Ben ik gesláágd? Aaaaaaaah! Heit, pak
de flagge dóch mar fan ‘e souder. Ik bin slagge! Meneer, súperbedankt voor het
telefoontje! Ik had het écht niet gedacht. Aaaaaah!’.
In onze personeelskamer hangt sinds een week
een Loesje-poster: ‘Van examen krijg je uitslag’. In twee weken tijd wordt
vijftig procent van het schoolcijfer bijeengeschreven. Daar kun je inderdaad jeukende
uitslag van krijgen. Voor sommige leerlingen hangt het bestaan aan een zijden
draadje deze tijd van het jaar.
Zelf zakte ik eens voor het
Vwo-examen. Dat lag in de lijn van ieders verwachting, behalve in de mijne. De
wereld verging die dag. Het jaar daarop slaagde ik, maar het was opnieuw spannend:
de gezakte leerlingen zouden bezoek krijgen van de mentor. Ik had mij teruggetrokken
op mijn kamer waar ik het volgende gedichtje schreef: ‘(…) hoor auto’s af en
aan / komen en gaan / daar stopt een auto / buurvrouw / daar stopt een auto /
buurman / er wordt aangebeld / mijn hart
hangt bonkend uit mijn mond / iemand met een lijst / fl. 3,-- / wanneer stopt
de fatale auto / wanneer klinkt mijn laatste deurbel?’
Dat klinkt dramatisch. Maar een
puber houdt een vergrootglas voor de realiteit – alles ís dramatisch. En zeg
nou zelf: wie gaat er nou met een lijst langs de deur, juist op díe dag? Op de
dag des oordeels! Idioot!
Als je zakt is het enige dat
troost biedt het feit dat je niet de enige bent. Met een beetje geluk is een
van je vrienden ook gezakt. Niets is erger voor een puber, soms haast
jongvolwassene, om alleen achter te blijven op die rottige school, terwijl je
vrienden de vleugels uitslaan, op kamers gaan, met sterke verhalen komen, nieuwe
meisjes ontmoeten, léven. Dan ben jij de schlemiel.
Maar je kunt er ook anders mee
omgaan. In mijn broers examenjaar zat Sake. Hij haalde het niet en liep op de
dag van de uitslag rond met een T-shirt waarop stond: ‘Ik bin Sa(k)ke’. Zo kan
het ook. Maar reken maar dat het voor Sake voelde als een plensbui.
(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 21-06-2011)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten