Ik arriveer laat, trek mijn colbert aan en peuter met mijn
pink nog snel het stukje spinazie weg dat ik in de achteruitkijkspiegel ontdek
bij het aanspannen van de Halve-Windsor die iemand ooit in mijn stropdas
knoopte en die ik sindsdien nooit meer los heb gehaald, want je weet maar
nooit.
Binnen gonst het, zoals een wespennest
gonst. Iedereen is blij. Vanzelfsprekend. Het vwo-diploma is de officiële
afsluiting van de puberjaren. Ouders beseffen misschien niet helemaal dat het
grote feest voor hun kind nu pas begint – hun zoon is een stoere kerel geworden,
hun dochter op haar mooist, en de stad lonkt – maar zijn blij dat het achter de
broek zitten nu eindelijk afgelopen is.
Als ik bij de aula aankom tref ik
achteraan collega C. van Frans. Ze maakt met gebaren duidelijk dat het veel te
warm is in de zaal. Ik fluister of ze misschien een kruiswoordpuzzel heeft
meegenomen, zodat we iets te doen hebben als de mentoren hun persoonlijke
verhaaltjes voor de geslaagde leerlingen gaan houden. Ze zegt van nee en van
had ik maar, want inderdaad, je zult zien dat.
Ik ga naast haar zitten en jawel,
als de eerste collega bij zijn derde leerling is, is het ons al zonneklaar dat
gebeurt wat iedereen vreesde: het gaat uitlopen. Er was nog zó gezegd, één
minuut per leerling! Collega’s kijken elkaar vertwijfeld aan: waarom dan tóch
vijf minuten per leerling? Is het leuk voor de leerlingen om te weten welke
historische gebeurtenissen bij hun geboortedatum horen en welke beroemde
componisten, geleerden of schrijvers zijn geboren op dezelfde datum zoveel
honderd jaar geleden? Ach, nou ja, hij bedoelt, je kent hem, maar je weet ook
dat, uiteraard, maar goed, zeg nou zelf, het dúúrt zo lang. En de afspraak was…
De biologiedocent is sneller. Hij
koppelt met een vlug praatje karakters van leerlingen aan wilde planten: bosvergeet-mij-nietjes,
myosotis sylvatica, voor zijn favoriete
leerling. Die kreeg liever ik-vergeet-dit-alles-zo-snel-mogelijkjes, maar die
groeien niet in de wilde natuur. Hennep, cannabis
sativa, overigens wel, en daarmee vergeet je je vreemde biologiedocent ook
vrij snel.
Af en toe voel ik prikkende
jaloezie. Als iemand sterrenkunde gaat studeren bijvoorbeeld. Wist ik veel toen
ik destijds geschiedenis aanwees in het informatieboekje van de decaan. Ik had
eigenlijk geen idee. En zie: daar zit ik nu dan als geschiedenisdocent in een
veel te warme aula op een woensdagavond met de spinazie nog tussen mijn tanden.
Inmiddels is collega C. van Frans
er tussenuit geknepen. Ik zei nog, voel je niet schuldig, maar dat deed ze dan
ook helemaal niet. Het wordt warmer. Ik heb inmiddels twee gebakjes op en zin
in een borrel.
De ene na de andere mentor betreedt
het podium. Gasten worden wat onrustig. De filosofiedocent gebruikt deugden in
plaats van planten om leerlingen te karakteriseren. Mijn collega van
natuurkunde hannest met de microfoon, mompelt als de intellectueel die hij is,
soms boven, dan weer naast en te weinig ín de spraakversterker, zodat het
klinkt als: ‘Beste .. natuurlijk .. zo is hij .. en daarom sta .. i .. va .. zo
.. ut .. van harte ge .. iteerd!’. Het zijn vooral de slechthorende grootouders
die nu afhaken. Sommige spelen zelfs met hun mobiel. Of met de knopjes van hun
scootmobiel.
Aan het eind van de lange avond heb
ik mij opgesteld in de rij docenten voor een laatste contact met de
gediplomeerden. Hiervoor ben ik gekomen. Om ze het beste te wensen, misschien om
zelf nog het beste gewenst te krijgen. Maar het is vlug voorbij en even later
sta ik al weer naast mijn auto. Leerlingen zijn vrienden van tijdelijke aard.
En dat moet je ze gunnen.
(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 05-07-2011)
(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 05-07-2011)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten