Als een kind niet een buizerd van een
kiekendief kan onderscheiden, niet een eik van een berk, of een
kikker van een pad, moeten we ons dan zorgen maken? Er zijn mensen
die denken van wel. Volgens die mensen zouden teveel kinderen lijden
aan een ‘natuurtekortstoornis’. Vorig jaar verscheen het boek
‘Last Child In The Woods’ van de Amerikaanse auteur Richard Louv
waarin een kleine knul uit San Diego zegt: ‘Ik speel liever binnen,
want daar zitten de stopcontacten.’ Belachelijk natuurlijk. Met een
beetje laptop of smartphone kun je de hele dag de natuur in.
Twee weken
geleden sprak ook Jelle de Jong, directeur van IVN, de vereniging
voor natuur- en milieueducatie, in dagblad Trouw zijn zorg uit. Het
natuurtekort leidt bij kinderen tot ADHD, depressies, obesitas en
concentratieproblemen, schrijft hij. Meer dan de helft van de
Nederlandse kinderen woont in de stad. Met hun spelcomputer. En hun
smartphone. Het enige groen is de plantenbak die aan de reling van
het kleine balkon vijf hoog achter hangt. De enige vogel is een
afgebladderde stadsduif die roe noch koe kan zeggen, die leeft op een
patat- en frikandeldieet en die daarmee het balkon onder schijt. Maar
de kinderen kunnen wél goed spellen, schampert De Jong. Hij beseft
niet dat hij daarmee toch klinkt als een optimist.
Jelle de Jong ziet een taak voor
scholen. Ik doe mijn best. Regelmatig onderbreek ik mijn les om te
wijzen op het gevogelte dat langs het lokaal wappert. Ik leer ze het
melancholische lied van de merel en de felle rollers van het
winterkoninkje te onderscheiden. Ik tover fragmenten van de geweldige
serie ‘The Life of Birds’ van Sir David Attenborough op het
scherm. Over de liervogel die het geluid van een kettingzaag
imiteert, of de prieelvogel die een baltsplaats als een
sprookjeskasteel bouwt. En ik geef geschiedenis.
Ik besef, het is niet afdoende. De
kinderen zouden weer dat Kameleon-elan moeten krijgen. Die
Hielke-en-Sietse-geestdrift van een gezonde blos op de wangen en van
mam smeerde zes boterhammen met spek voor de jongens en hup, daar
gingen de donderjagers het water op! Er zijn vast nog kinderen die de
weilanden in trekken, op zoek naar avontuur. Maar de trend is nu
eenmaal dat kinderen liever online avontuur zoeken. Dáárin vluchten
ze: in Windows in plaats van in een weiland; ze consumeren Apple in
plaats van appels die ze stiekem stelen uit de boomgaard. Zijn er nog
kinderen die enthousiast worden van de geur van gier? Zijn er nog
kinderen die de sensatie herkennen van een vollopende laars, omdat
opeens blijkt dat er een gat in de hak zit?
Als het gaat om maatschappelijke
problematiek zien mensen niet zelden ‘een taak voor het
onderwijs’, maar zoals vaak vormen de eisen die gesteld worden door
de inspectie een praktisch bezwaar. Er is immers nauwelijks tijd om
naar buiten te gaan met leerlingen. Onderwijs is altijd een kwestie
van prioriteiten stellen. Als je vindt dat kinderen beter moeten
leren schrijven en rekenen, dan blijft er minder tijd over voor
biologie.
Afgelopen vrijdag gaf ik het zevende
uur les aan een VWO 6 groep die geen pap meer kon zeggen. Buiten
scheen de zon en tussen de verkleurende herfstbladeren van de bomen
naast school ontwaarde ik een ekster. Nadat ik mijn, uhum, jawel,
mijn smartphone op de computerspeakers had aangesloten en die voor
het open raam hield, liet ik het digitale geluid van de vogelsoort
horen. Vanuit het groen kwam de ekster, gelokt door het geluid,
aanvliegen, steeds dichterbij, totdat de vogel op enkele meters van
het lokaal zat en zich prachtig liet zien. De leerlingen zwegen en
keken. Het was het hoogtepunt van de les.
(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 18-10-11)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten