Sinds
17 november mogen scholen experimenteren met een zak geld van de
overheid. Er is 80 miljoen euro beschikbaar gesteld voor zogenaamde
prestatiebonussen. Docenten die buitengewoon lekker bezig zijn kunnen
daarmee een extra duit verdienen. Waren de 80 miljoen schmeuro's
verdeeld onder alle onderwijsmensen in Nederland, dán hadden we een
mooie kerst gehad. Maar nu niet. Want bonussen, dat riekt naar dure
aftershave en sigaren op de hoogste verdieping van het bankbedrijf.
Dat doet denken aan graaien, gouden handdrukken en het nepotisme van
een old boys network.
Straks
doen we op een goede ochtend de gordijnen van de personeelskamer
open, staat er een tentenkamp van werkloze oud-leerlingen op het
schoolplein. Occupy the schoolyard.
Een
aantal scholen in het land heeft zich opgegeven voor het experiment.
Ik kijk uit naar de resultaten. Niet voor niets zijn de Algemene
Onderwijsbond en Leraren in Actie tegen het idee. Bonusprobeersels
liepen in de Verenigde Staten op een mislukking uit. Waarom zou het
hier dan wel lukken? En, inderdaad, kan dat geld niet veel beter
worden gebruikt?
Het
onderwijssalaris is al lange tijd onderwerp van discussie. Zij van
voor het HOS-akkoord van 1985 verdienen genoeg om twee huizen te
bezitten, maar docenten die erna begonnen krijgen een beroerte als de
wasmachine kapot gaat.
Gelukkig
wacht eerstegraders het zogenaamde 'entreerecht': als hij of zij meer
dan de helft van de lessen in de bovenbouw doceert wacht in 2014
automatisch een LD-functie, de hoogste schaal. Maar de VO-raad is
tegen; scholen zijn nooit blij als er geld moet worden betaald.
Mocht
het wel doorgang vinden, zul je zien dat ik als eerstegraads
opgeleide docent volledig in de onderbouw geplaatst wordt en mijn
oudere collega's die ver voor 1985 zijn begonnen, de bovenbouw voor
hun rekening nemen. Hand op de knip, ik gedegradeerd. Gratis en voor
niks.
Ondertussen
zijn scholen ook nog eens druk bezig met de zogenaamde functiemix. De
afgelopen en komende tijd zijn scholen verplicht om een deel van de
leraren in hogere schalen te plaatsen. 'Het streven is', zo staat het
in de 'Brochure Voortgezet Onderwijs' van het ministerie, 'om meer
leraren voor de klas carrière te laten maken.'
Tot
dusver blijkt de verdeling vooral niet
om het lesgeven te gaan. Dienstjaren doen niet ter zake. IJzersterke
didactische vaardigheden evenmin. Inhoudelijke klasse? Niet nodig.
Nee, voor de functiemix moet je vooral uitblinken in het uitvoeren
van directiebeleid. Je dient gemotiveerd te zijn mee te draaien in de
procedure-protocollen-paperassen-fabriek en je moet genoeg in de
kamer van teamleiders te vinden zijn. Ja, dan doe je het goed.
Het
resultaat? Het is voor of tegen. Het is zij van de hogere inschaling
en wij van de lagere schaal en andersom. Het leidt tot scheve
gezichten. Men gaat fluisteren in de stille hoeken van de school. Hij
natuurlijk wel. Zij natuurlijk ook. Zag je aankomen.
Prestatiebonussen
zullen een soortgelijk effect hebben. Het belonen van prestaties is
subjectief. Krijgt iemand 50 euro in een envelop als er geen
leerlingen zijn kwijtgeraakt tijdens de Rome-reis? Kan iemand rekenen
op een extra maandloon als de examenkandidaten allemaal een voldoende
op wiskunde halen? Wordt de loonstrook uitgebreid als iemand lekker
meedenkt, vergaderlust toont, de notulen leest? Een school als
meritocratie is een slecht idee.
Ik
ben een docent die van lesgeven houdt. Daar ben ik goed in. Ik heb
niet gesolliciteerd om beoordeeld te worden op mijn coördinerende
kwaliteiten, het volgen van cursussen, het opzetten van excursies,
het in kaart brengen van doorstroomproblematiek of het
gespecialiseerd zijn in autisme. Docenten moeten beoordeeld worden op
het scheppen van een veilige sfeer in het lokaal, op hun
vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten, op niets meer of minder.
Ik lever mijn prestatie ín het lokaal, niet daarbuiten.
(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 29-11-12)
(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 29-11-12)
Helemaal mee eens!
BeantwoordenVerwijderen