Op de middelbare
school in Buitenpost hadden mijn vrienden en ik een band. Of nee, we
hadden een bandje. Zo heette dat en zo heet dat nog steeds. Je speelt
als puber in een bandje, niet in een band. Je had toen ook geen
vriendin, maar een vriendinnetje. Nou, eigenlijk hadden de meisjes
vooral geen vriend, maar een vriendje. Sommige vrouwen zijn dat nooit
kwijtgeraakt. Zelfs in een serieuze relaties hoor je volwassen
vrouwen nog wel eens spreken van “mijn vriendje”. Dat is foute
boel, want bandjes en vriendjes horen bij de middelbare school.
Maar de school
waar ik zoveel jaren later werk heeft geen bandjescultuur. Ik zie
nauwelijks nog alto's, rockers of punkers rondhangen in de gangen of
op het plein. Waar zijn de lange haren en de hanenkammen gebleven, de
shirts van rockbands met de Europese tour achterop? In mijn tijd in
Buitenpost was er een groep heavy metal-liefhebbers met haar tot aan
de kont, die shirts droegen met post-apocalyptische taferelen erop en
die altijd met gebogen hoofd liepen, omdat ze in het weekend te hard
hadden geheadbangd. Er waren alto's, de alternatievelingen, met open
ruitjesblouse met daaronder een bandshirt. Zij rookten wiet in
tussenuren. Er waren zelfs nog echte hippies, zoals Daan, die
spacetruffels verkocht en praatte alsof hij er mee had ontbeten. En:
zoveel subgroepen, zoveel bandjes.
Maar helaas,
bandjes, ik zie ze nauwelijks meer. Althans, niet bij mijn werkgever.
Ook al is de hoofdtelefoon onderdeel van de dagelijkse outfit
geworden – die oordopjes zitten vastgegroeid in het oor lijkt het
soms –, ook al wordt er schijnbaar meer muziek geluisterd dan ooit,
bandjes zijn er bijna niet.
Dat heeft bij ons
op school te maken met de positie van muziek als vak. Muziek is
degradatiekandidaat geworden. In de bovenbouw past het nauwelijks
meer in het rooster, in de onderbouw wordt het verjaagd door
nieuwerwetse vakken. Leerlingen die het wel zouden willen, kunnen
geen muziek meer kiezen.
Toch is er hoop.
Gisteren zat ik vier uur lang in een heuse studio met een
schoolbandje. Collega E. van muziek en ik wilden hun harde werken
voor de musical belonen met een echte studio-opname. Toen ik het de
leerlingen vertelde sprongen ze een gat in de lucht.
Ze hadden op de
valreep zelf een nummer geschreven. In het Engels natuurlijk, want
bandjes spelen voor de wereldmarkt. Zo is het nou eenmaal. 's
Ochtends hadden ze het nummer voor het eerst gerepeteerd met de hele
band. Een lied over het strand, de zonsondergang en, hoe kan het ook
anders, meisjes. Het klonk te gek.
Dus los ging het.
Eerst Jeroen (heeft granenallergie en komt vaak als laatste
aanzetten) z'n drumpartij, daarna Fouad (moet als enige uit mijn
vwo5-klassen nog zijn tijdvakdossier inleveren) z'n baspartij. Wytze
(is veruit de langste van de band, maar zit nog maar in gymnasium 2)
speelde moeiteloos zijn gitaar- en Levi (klassiek geschoold,
luisterde op mijn aanraden jazz en was onder de indruk) al even
gemakkelijk zijn pianopartij. Het liep gesmeerd.
Ik haalde patat
en frikandellen terwijl Ernst (derdeklasser, scoort altijd goed op
geschiedenis) zijn geweldige zangpartij deed. Daarna zongen Emma,
Minke en Nynke (drie meisjes in de band, wat wil je nog meer?) hun
engelenkoortjes in. Iedereen blij. Ik heb geen zomervakantie meer
nodig.
Ik hoop over vijf
jaar te kunnen zeggen: kijk, die rijke muziekcultuur van onze school,
het feit dat het vak muziek weer serieus genomen wordt, dat begon
allemaal in die laatste schoolweken van het seizoen 2011–2012 toen
we met dat schoolbandje dat geweldige nummer opnamen. Want echt, een
school met bandjes, daar zit muziek in. En oh ja, het nummer hoort u
vanzelf.
(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 26-06-12)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten