Je kan mijn column ook meelezen:
Van kleitablet tot tablet:
de geschiedenis van het geschreven woord
Een
van de allereerste Soemerische schrijftekens lijkt op een aspirine. Het is een kleien
handelsfiche, voorzien van een ingekerfd plusteken. De aspirine vertegenwoordigde
één schaap.
Zulke
kleine fiches werden bewaard in een dichtgebakken, ronde envelop van klei, de bulla. Op de buitenkant van de
klei-envelop werden, om twijfel voorkomen, symbolen van de inhoud geschreven. Juist.
Zie daar: schrijftekens. Dat gedoe met de kleifiches en de envelop bleek stompzinnig.
Waarom niet gewoon een cirkel met een plusje schrijven als je schaap bedoelde? De
homo sapiens had een ontiegelijk
lange tijd zonder schrift gekund, maar aldus werd ongeveer 5000 jaar geleden het
schrift geboren. De Soemeriers schreven hun spijkerschrift met rietstengels op
kleitabletten.
Wie
las dat schrift? Priesters en administrateurs. Handelaren waarschijnlijk. Dat
deden ze meestal luidop. Vermoedelijk werd er heel lang alleen maar luidop gelezen. Alexander de Grote las een brief in
stilte. Een brief van zijn moeder. Toen een vriend over zijn schouder mee ging
lezen, legde Alexander zijn ring op de lippen van de vriend om de
vertrouwelijkheid van de brief te benadrukken. Alexander was ook filosoof.
De
Egyptenaren en de bewoners van de Indus-vallei namen het schrift van de
Soemeriërs over en gaven er een kekke draai aan. Zo werd klei papyrus.
Spijkerschrift werd hiërogliefenschrift. Geheel op zichzelf ontstond het
schrift ook in China en in Midden-Amerika. Trouwens, omdat het eerste schrift ontstond
in samenlevingen waarin de graanproductie centraal stond – gaan veel oude teksten
over bier. Vooral over uitbetaling in bier. Het waren mooie tijden, die van het
vroege schrift.
De slimme
Egyptenaren ontwikkelden binnen hun schrift een systeem van 24 symbolen die enkele
lettergrepen weergaven. Dit systeem werd overgenomen en veranderd in de Sinaï
en daarna weer getransporteerd naar Fenicië. Verwarrend inderdaad, maar eenvoudigweg
kunnen we zeggen dat zowel het Hebreeuws, het Arabisch en het Grieks – dus ook het Cyrillische en het Latijnse alfabet – afgeleid zijn van dit Fenicische
schrift.
Zie
daar, het alfabet. Alef en Beth. Os en huis, in het Fenicisch. Toen de Grieken
de letters overnamen, verviel die betekenis. De Grieken voegden als eersten klinkers
toe en gingen van links naar rechts schrijven. Daarna gingen de Romeinen er mee
aan de haal. Hun Latijnse alfabet, eerst nog zonder de J, V en W, vormt de
basis van eigenlijk alle westerse talen. Ook Kelten en Germanen gingen hun
talen schrijven in het Latijn, in plaats van bijvoorbeeld in Runen.
Het
Latijn was ook de taal van de Middeleeuwen. Schrijven was monnikenwerk. Buiten
de kerk heerste analfabetisme. Zelfs Karel de Grote – die het schrijven enorm
stimuleerde – was zelf ongeletterd. Een handtekening zette hij wel, maar onzeker
als een kind dat z’n eerste woordjes schrijft.
Ach,
en toen… Toen drukte de Duitser Johannes Gutenberg halverwege de 15e
eeuw met losse letters een Bijbel. Europa werd geletterd. Humanisten schreven
dat het een lieve lust was. Mensen verdwaalden in verhalen. Men sloot zich op
met een boek. Men huilde bij een gedicht. Deed ontboezemingen in dagboeken. Las
nieuws in kranten. Quatsch in roddelbaden. En toen: computers. E-readers.
Tablets. En internet. Publiceren werd van iedereen – het computerscherm een eindeloos
kleitablet.
De les: elke keer als je een aspirine neemt, denk dan even aan de Soemeriers, die ook graag bier dronken en met een soortgelijk tabletje een schaap kochten en zo het schrift uitvonden.
De les: elke keer als je een aspirine neemt, denk dan even aan de Soemeriers, die ook graag bier dronken en met een soortgelijk tabletje een schaap kochten en zo het schrift uitvonden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten