Al meer dan een week ligt
mijn telefoon ’s avonds naast me op de bank, maar ik vermoed dat ik
niet meer door de tweede corrector gebeld zal worden. Dat vind ik
niet netjes. Uiteraard, geen bericht is goed bericht. De door mij
toegekende punten blijven staan. Dat is de winst. Toch had ik dat
liever even uit de mond van de tweede corrector gehoord.
Sommige tweede correctors
maken zich er te gemakkelijk van af. En sommige eerste correctors
gokken daarop. Ze wagen het veel door de vingers te zien in de hoop
dat de tweede blik slechts vluchtig en alles behalve kritisch zal
zijn.
Zelf was ik ook tweede
corrector. Van twee scholen nota bene. Alsof men dacht, die Posthumus
is nog jong, die kan dat wel velen. Ik kreeg de meeste tweede
correctie van al mijn collega’s.
Kort nadat ik mij zwetend
door het werk van de eigen leerlingen had geslagen en die had laten
versturen, vond ik in mijn postvak een blauw briefje. De tweede
correctie lag klaar op de administratie. Tot mijn geluk werd mij een
map met maar vijftien leerlingen in de hand gedrukt. Een meevaller!
Ik meende minstens veertig examens door te moeten ploegen en was op
voorhand al chagrijnig. Nu maakte ik een sprongetje van geluk toen ik
de deur van de administratie achter me sloot.
Een dag later lag het
blauwe briefje nog steeds in mijn postvak. Althans, dat dacht ik
even. Maar ik had me vergist. Natuurlijk viel het niet mee. Er was
nog meer tweede correctie binnengekomen. Nog eens twee mappen met wel
vijfenveertig leerlingen, maar nu van een andere school.
Ik werk doorgaans
steekproefsgewijs: ik neem de examens van vijf willekeurige
leerlingen integraal door en richt me daarna nog op vier of vijf
vragen die landelijk tot nakijkproblemen hadden geleid. Dan is wel
duidelijk of het correctiewerk nauwkeurig is gedaan.
Maar helaas. Ik had nog
geen twee examens doorgenomen van de op het eerst meest gunstige map,
die van vijftien leerlingen, of het was al zonneklaar dat de docent
te inschikkelijk was geweest. Waar leerlingen een bron moesten
aanhalen in het antwoord, maar dat niet deden, stond wel het maximaal
aantal punten in de kantlijn geschreven. Advies, zoals gegeven bij de
regiobespreking, werd hier en daar genegeerd. Ontbrekende
antwoorddelen werden ten onrechte gewaardeerd. Ik typte drie A4-tjes
met kritiek en mailde dat na een kort telefoongesprek door.
In zijn vriendelijke
reactie verwierp de collega mijn kritiek, imponeerde hij met kennis
van vakliteratuur en nodigde hij zichzelf uit om met mij de examens
nog eens samen door te nemen. Ik slikte even en nam de uitnodiging
schoorvoetend aan. Ter voorbereiding googlede ik zijn naam.
Ondertussen keek ik de
twee dikke mappen van de andere school na. Ik had er niet veel werk
van: de docent had messcherp geoordeeld. Zo hoort het. Zo zou
iedereen het moeten doen in naam van het hek en van de dam en van het
einde dat anders zoek raakt.
Zo zat ik op vrijdagmiddag
met de vreemdeling in onze sectieruimte. Ik kende hem al van het
YouTube-filmpje dat ik van hem zag, maar deed alsof ik niets van zijn
politieke carrière wist. Hij vond mijn columns goed. Ik zei dank. We
liepen de antwoorden stuk voor stuk na. Hij gaf uiteindelijk
ruiterlijk toe te soepel zijn geweest. We hebben gepolderd,
compromissen gesloten en consensus bereikt. Maar wat een gedoe.
Ik hoop dat mij dit in de
toekomst bespaard blijft. Docenten moeten strak en eerlijk nakijken
en niet anderen met hun werk opzadelen. En tweede correctors moeten
gewoon even bellen als ze klaar zijn met het werk. Dan kan ik
tenminste rustig op de bank voetbal kijken.
(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 12-06-12)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten