dinsdag 4 september 2012

In de naam van het hek en de dam


Al meer dan een week ligt mijn telefoon ’s avonds naast me op de bank, maar ik vermoed dat ik niet meer door de tweede corrector gebeld zal worden. Dat vind ik niet netjes. Uiteraard, geen bericht is goed bericht. De door mij toegekende punten blijven staan. Dat is de winst. Toch had ik dat liever even uit de mond van de tweede corrector gehoord.

Sommige tweede correctors maken zich er te gemakkelijk van af. En sommige eerste correctors gokken daarop. Ze wagen het veel door de vingers te zien in de hoop dat de tweede blik slechts vluchtig en alles behalve kritisch zal zijn.

Zelf was ik ook tweede corrector. Van twee scholen nota bene. Alsof men dacht, die Posthumus is nog jong, die kan dat wel velen. Ik kreeg de meeste tweede correctie van al mijn collega’s.

Kort nadat ik mij zwetend door het werk van de eigen leerlingen had geslagen en die had laten versturen, vond ik in mijn postvak een blauw briefje. De tweede correctie lag klaar op de administratie. Tot mijn geluk werd mij een map met maar vijftien leerlingen in de hand gedrukt. Een meevaller! Ik meende minstens veertig examens door te moeten ploegen en was op voorhand al chagrijnig. Nu maakte ik een sprongetje van geluk toen ik de deur van de administratie achter me sloot.

Een dag later lag het blauwe briefje nog steeds in mijn postvak. Althans, dat dacht ik even. Maar ik had me vergist. Natuurlijk viel het niet mee. Er was nog meer tweede correctie binnengekomen. Nog eens twee mappen met wel vijfenveertig leerlingen, maar nu van een andere school.

Ik werk doorgaans steekproefsgewijs: ik neem de examens van vijf willekeurige leerlingen integraal door en richt me daarna nog op vier of vijf vragen die landelijk tot nakijkproblemen hadden geleid. Dan is wel duidelijk of het correctiewerk nauwkeurig is gedaan.

Maar helaas. Ik had nog geen twee examens doorgenomen van de op het eerst meest gunstige map, die van vijftien leerlingen, of het was al zonneklaar dat de docent te inschikkelijk was geweest. Waar leerlingen een bron moesten aanhalen in het antwoord, maar dat niet deden, stond wel het maximaal aantal punten in de kantlijn geschreven. Advies, zoals gegeven bij de regiobespreking, werd hier en daar genegeerd. Ontbrekende antwoorddelen werden ten onrechte gewaardeerd. Ik typte drie A4-tjes met kritiek en mailde dat na een kort telefoongesprek door.

In zijn vriendelijke reactie verwierp de collega mijn kritiek, imponeerde hij met kennis van vakliteratuur en nodigde hij zichzelf uit om met mij de examens nog eens samen door te nemen. Ik slikte even en nam de uitnodiging schoorvoetend aan. Ter voorbereiding googlede ik zijn naam.

Ondertussen keek ik de twee dikke mappen van de andere school na. Ik had er niet veel werk van: de docent had messcherp geoordeeld. Zo hoort het. Zo zou iedereen het moeten doen in naam van het hek en van de dam en van het einde dat anders zoek raakt.

Zo zat ik op vrijdagmiddag met de vreemdeling in onze sectieruimte. Ik kende hem al van het YouTube-filmpje dat ik van hem zag, maar deed alsof ik niets van zijn politieke carrière wist. Hij vond mijn columns goed. Ik zei dank. We liepen de antwoorden stuk voor stuk na. Hij gaf uiteindelijk ruiterlijk toe te soepel zijn geweest. We hebben gepolderd, compromissen gesloten en consensus bereikt. Maar wat een gedoe.

Ik hoop dat mij dit in de toekomst bespaard blijft. Docenten moeten strak en eerlijk nakijken en niet anderen met hun werk opzadelen. En tweede correctors moeten gewoon even bellen als ze klaar zijn met het werk. Dan kan ik tenminste rustig op de bank voetbal kijken. 

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 12-06-12)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten