zaterdag 29 juli 2017

Opgebrand

Het einde van het schooljaar nadert. Op de parkeerplaats van school staan drie docenten met gebogen hoofd bijeen. Twee van hen roken, de derde zou juist nu heel graag een sigaret willen opsteken, maar is al jaren gestopt. Hij vertelt de collega’s dat hij na de vakantie voorlopig niet meer op school komt. Hij is opgebrand. Het vuur is eruit.

Het cliché wil dat clichés niet voor niets clichés zijn. Een bekende riedel is die van de docent die erkent dat het al jaren in de lucht hing. Ja, vertelt de niet-roker, een tijd geleden al wel drie weken thuis gezeten, maar te snel weer begonnen hè? In het onderwijs is burn-out epidemisch. Daar kampt één op de vijf personeelsleden en maar liefst één op de vier lesgevenden met klachten.

Bron: aob.nl
De tweede docent vertelt hoe ze gister hyperventilerend en huilend het gebouw ontvluchtte. Er was een project voor de derde klassen gaande - er was geen ontkomen aan. Je gaat de symptomen herkennen. Tintelingen. Een licht hoofd. Kortademigheid. Eenmaal geveld geweest sluimert de burn-out nog lang.

Een schoolgebouw is een bijennest. Zit je lekker in je vel, dan is onderwijs geweldig, maar kamp je op persoonlijk vlak met tegenslag dan is lesgeven een hele opgave. Leerlingen zijn een spiegel van je gemoed: je krijgt terug wat je uitstraalt. Op school loopt het hoofd van de kwetsbaren snel om, want in het gebouw ontkom je niet aan mensen, tenzij je in de pauze zielig en alleen in een klaslokaal je broodtrommel leeg eet.

De derde docent zit al sinds oktober thuis, hij is pas gescheiden, maar kampt al drie jaar met klachten. ‘Eerst dacht ik dat het fysiek was’, zegt hij. ‘Ik heb mijn bloed al twee keer laten onderzoeken, maar dat was goed. Het is dus écht mijn hoofd, dat moet ik nu erkennen.’ Alledrie weten ze dat het heel moeilijk is toe te geven aan een burn-out.

Bron: aob.nl
Het kenmerkt de Nederlandse docent: ondanks een enorme werkdruk - er wordt steeds meer gedaan met steeds minder mensen - zet de onderwijzer stug door. Hij stroopt de mouwen nog eens op en schraapt de motivatie van de panbodem om er maar weer een mooie schooldag van te maken. Er is het verantwoordelijkheidsgevoel en de trots: je wilt niet te licht bevonden worden, dus je recht de rug tot het niet meer gaat en het eigenlijk al veel te laat is.

De oplossing voor de klachten wordt nog vaak gezocht bij het individu: rust, mindfulness, meditatie, sport - de adviezen zijn bekend. De bedrijfsarts komt al snel met een zogenaamd ‘werkhervattingsschema’, maar vaak beginnen docenten te vroeg. Je bent zo weer tien stappen terug, als je ondanks de fysieke vermoeidheid en emotionele uitputting tóch weer voor de klas gaat staan. Dat is inherent aan het beroep. Het is daarom aan werkgevers zorgvuldig met de opgebrande docenten om te gaan en - nog belangrijker - een vangnet te bieden voor de onvrijwillig kwetsbaren.

Dit artikel verscheen eerder in Kleio.

woensdag 26 juli 2017

Suzanne en Stijn

Suzanne was een buitengewone onderbouwleerling. Ze zat vooraan in het lokaal, bij mijn bureau, stelde goede vragen, werkte hard en bovenal: ze had een piekfijn schrift waar ieder een puntje aan kon zuigen. Haar ogen twinkelden van levensvreugde, maar er schemerde ook iets ongrijpbaars door in die flonkering.

Stijn is een stuk ouder dan Suzanne. Hij is een creatieve en ontzettend vriendelijke jongen. Volwassen voor zijn leeftijd. De beste acteur van school ook. Hij rondde afgelopen jaar vwo 6 af met een prachtige cijferlijst.

Ik becijfer de schriften in de onderbouw - Suzanne maakte daar een sport van. In haar nette schrift nam ze alles over wat ze eerder in haar vlugschrift had geschreven. Ik gaf haar een tien, want echt, beter kon niet.

Suzanne's schrift in klas 2

Toen ik tegen het einde van het schooljaar mijn postvak opende vond ik een kaart van Stijn. Hij had genoten van mijn lessen en bedankte me voor ‘de geschiedenisverhalen, maar ook de persoonlijke verhalen en grappige anekdotes. U bent een voorbeeld!’ Ik bloosde haast - een collega die de kaart zag, zei terecht: ‘Kijk, daar doe je het voor.’ Ik geef geen les om complimenten te ontvangen, maar als ik een inspiratiebron ben geweest voor een leerling, dan glunder ik van trots.

Fragment van Stijn's kaart

Ik gaf Suzanne les in de tweede en derde klas. Haar schriften heb ik van kaft tot kaft gekopieerd en bewaard: nog steeds raadpleeg ik ze. Een nettere archivering van mijn lessen had ik niet kunnen wensen. Eerlijk, ik had het zelf niet beter kunnen doen.

‘Ik had het zelf niet beter kunnen doen’, dat zei ook mijn collega van filosofie. Stijn haalde een 9.6 op het examen en gaat komend jaar filosofie studeren. ‘Maar het had net zo goed geschiedenis kunnen worden’, verzekerde zijn moeder me.

Vorig jaar nam Suzanne me apart. Ze wilde me iets vertellen. ‘Misschien is het u al opgevallen, maar mijn vrienden noemen me Stijn.’ Die twinkeling in de ogen. Vanaf toen was Suzanne Stijn. Hij had zich altijd al een jongen gevoeld en ging daar nu naar leven. De kracht die hij bij de mededeling uitstraalde voelde ik in mijn hele lijf.  

Stijn overtrof zijn docenten. Niet alleen in zijn werk, maar ook in zijn moed. Suzanne en Stijn zijn geweldige mensen. Je kan als docent je leerlingen inspireren, maar andersom kan dat ook. Ik pak zijn kaart er nog eens bij en lees ‘Ik zal mijn schriften voor altijd bewaren’. Ik glimlach. Stijn is een voorbeeld voor mij. En ik denk voor iedereen.

--
Dit schrijven verschijnt in september in Kleio