donderdag 1 februari 2024

De cijferpleister

Ongeveer de helft van de Nederlandse leerlingen kampt met psychosomatische klachten en een flink aantal heeft emotionele problemen, namelijk zo’n 43% van de meiden en 13,3% van de jongens (Nederlands Jeugdinstituut in 2021). Uit PISA-onderzoek komt daarnaast duidelijk naar voren dat Nederlandse jongeren weinig gemotiveerd zijn. 

Het debat gaat zelden over echte oorzaken, maar wel over welke pleister er geplakt kan worden en zoals vaak biedt onderwijs het ehbo-kistje. Momenteel staan cijfers en toetsing ter discussie. De aanbieders van boeken en workshops buitelen alweer over elkaar heen in deze nieuwe hype. Echt aan alles moet geld worden verdiend. 

Johannes Visser zwengelde een discussie aan met zijn pamflet ‘Is het voor een cijfer?’. Het is waar: intrinsieke motivatie bereik je niet ‘omdat het voor een cijfer is’, maar door de lesstof betekenisvol en persoonlijk te maken, door een goede band met leerlingen op te bouwen. Leerlingen moeten succeservaringen meemaken, zelfvertrouwen krijgen en autonomie. Dat is altijd al zo geweest. De cijfers zijn niet het probleem. Het hangt af van goede docenten. 

Intrinsieke motivatie kweek je vanaf het moment dat de lessenserie begint tot aan het toetsmoment. En met een degelijke toets zie je heel goed wie het niveau wel, en wie het niveau (nog) niet aankan. Autonomie betekent ook verantwoordelijkheid. En dan zeg je: jij hebt een 7 en jij hebt een 4. Deal with it, we gaan er aan werken. Het is niet erg. Je wordt er beter van. 

Jij hebt een 7 en jij hebt een 4. Deal with it.

Visser noemt de cijfers een ‘symbool’ van de stress- en motivatieklachten van leerlingen, maar wat betekent dat? Hij zegt dat cijfers creativiteit weghalen. Dat leerlingen minder uitdagingen durven aangaan als het voor een cijfer is. Maar ook dat hangt af van de docent. Het heeft met cijfers niets te maken, maar wel met inspiratie. 

We moeten een stap terug zetten en inzien dat onze leerlingen ten eerste gewoon tieners zijn, maar ook dat ze opgroeien in een samenleving waarin succes lijkt af te hangen van (school)prestaties. Steeds meer kinderen gaan naar havo/vwo, er is druk vanuit thuis, meer leerlingen werken boven hun kunnen en een onvoldoende voelt als falen. En, weet je nog: smartphone, schermtijd, social media, bijbaantjes, slaapproblemen en corona?

De cijfers en de toetsen zijn niet het probleem. Vroeger gaven we veel meer cijfers bovendien. En echt, er zijn ‘betekenisvolle’ momenten genoeg, wees maar niet bang. De telefoon is al bijna weg uit de scholen. Nu nog de rust en discipline terugvinden en gewoon goed lesgeven. Onderwijs draait om de relatie tussen docent en leerling. Schep daartoe voorwaarden en we kunnen weer probleemloos toetsen voor een cijfer. 

Gepubliceerd in Kleio, jaargang 65, februari 2024

vrijdag 10 november 2023

Uitgedaagde geschiedenis

De zogenaamde Gestalt-principes gaan uit van het idee dat mensen geneigd zijn op basis van zeer beperkte informatie een groter geheel waar te nemen. Zo zien we een onderbroken lijn als één lijn en nemen we vergelijkbare vormen (qua grootte of kleur bijvoorbeeld) waar als behorend tot dezelfde groep. Onze hersenen maken van kleine stukjes informatie een betekenisvol geheel. 

bron: verywellmind.com


Dat is met het bestuderen van de geschiedenis een problematisch gegeven. Van grote delen van de menselijke geschiedenis weten we bar weinig en toch hebben we met kleine brokjes data een indrukwekkend verhaal opgetuigd. Van een aanhangwagen vol schedelfragmenten, tanden en andersoortige botten hebben we een verhaal van miljoenen jaren menselijke geschiedenis gemaakt.

“Verre tijden kunnen een enorm canvas worden voor de uitwerking van onze collectieve fantasieën”, schrijven David Graeber en David Wengrow in The Dawn of Everything (2021). Ik las het boek afgelopen zomer en veel passages spoken nog steeds door mijn hoofd. In het boek wordt het ‘grote verhaal’ dat we in de klaslokalen vertellen zonder pardon herschreven. Het is alsof de schrijvers een opgeloste Rubiks Kubus door elkaar hebben gedraaid en teruggegeven. Of misschien is de kubus nu juist eindelijk opgelost. Het is maar net hoe je het ziet. Ze laten zien dat de Verlichting begon bij de oorspronkelijke Amerikanen, dat grote monumenten al ver vóór de landbouwrevolutie (die niet plaatsvond) werden opgetuigd, dat we eigenlijk niets weten van de vroege mens en ga zo maar door. De geschiedenis wordt uitgedaagd, ontdaan van een vastgeroest en eenzijdig perspectief, zoals dat steeds vaker gebeurt en zoals noodzakelijk is. 

Graeber en Wengrow herschrijven het 'grote verhaal' 

We houden van een kloppend narratief, een verhaal dat lekker loopt. We vullen in, onderscheiden heldere stadia van menselijke ontwikkeling, scheppen tijdvakken, creëren mythes en zeggen: zo ging dat en ja, dat is een aantekening. Maar de dwarse linkse denkers Graeber en Wenslow laten zien dat het zo lineair niet liep. Vroege beschavingen waren hybride en verscheiden. Soms hiërarchisch, soms niet. In bepaalde opzichten gelijk, in andere niet. Ze concluderen: ongelijkheid is niet een onvermijdelijk gevolg van complexe beschavingen (zoals veel vooraanstaande denkers bepleiten). Dat biedt kansen: een egalitaire toekomst is dus mogelijk!  

Wat dat betreft kunnen we opnieuw de psychologie erbij pakken: de zogeheten end of history illusion zegt dat mensen geloven dat ze tot op dit moment ontzettend zijn veranderd, gegroeid in hun ideeën, maar dat ze in de toekomst niet veel meer zullen veranderen - alsof ze ‘klaar’ zijn. Maar net zoals mensen gedurende hun leven voortdurend veranderen, is onze samenleving ook niet klaar. Een wereld van ongelijkheid is geen onvermijdelijke vanzelfsprekendheid en dat is goed om te weten. 

Gepubliceerd in Kleio 6, jaargang 64, oktober 2023

donderdag 28 september 2023

Lunchpauzeconcert

Zeven keer per jaar vindt op onze school het zogenaamde lunchpauzeconcert plaats. In de dagen ervoor verschijnt in het schoolgebouw het affiche met daarop de deelnemende leerlingen en docenten. Steevast trappen de docenten de reeks af en in de loop van het jaar volgen de verschillende jaarlagen, van oud naar jong. Dit jaar was er zelfs genoeg animo voor een extra editie en tot mijn grote plezier had Tessa mij gevraagd of ik met haar Yesterday van The Beatles wilde spelen. 

Het is altijd een prachtige bijeenkomst. Bij aanvang van de middagpauze stromen de leerlingen richting aula en binnen de kortste keren zit het bomvol. De deelnemende docenten en leerlingen hebben daarvoor nog even kunnen oefenen en zitten nu gespannen op de eerste rij. En zo begint het. Terwijl het publiek zachtjes de broodtrommels leeg eet, verschijnen de jonge muzikanten ten tonele. 



Voorheen lag de focus (gymnasium hè?) vooral op klassieke muziek, maar tot mijn geluk gaat het nu alle kanten op. Dat geldt net zo goed voor het niveau. Het ene moment speelt een meisje uit klas 1 de sterren van de hemel op viool, het andere moment rommelt een bandje een gammele rockcover van het podium. Beide ontvangen overigens na afloop een even hard applaus. 

Ik heb al meerdere keren mee mogen doen - eenmaal op eigen initiatief met een aantal collega’s (we speelden het onbekende, maar prachtige I must be in a good place now van Bobby Charles) en meerdere malen op uitnodiging van een leerling. Zo speelde ik Roxanne van The Police en Everything I Wanted van Billie Eilish, maar nu was het dan eindelijk tijd voor de beste liedjesschrijvers uit de geschiedenis, The Beatles.

Tessa zit in de vierde en is de grootste Beatles-fan die ik ken. Ze kent het oeuvre van binnen en van buiten, wijst mij de weg in Beatles-trivia (‘Meneer, het is zo typisch Beatles om in het achtergrondkoortje van Girl tit-tit-tit te zingen, haha’) en zelfs de gids in Liverpool was volgens haar onder de indruk van haar kennis (‘You know your Beatles stuff!’). Ze zingt geweldig en speelt ook nog eens bas! We hebben een aantal keer gerepeteerd en in onze communicatie sloten we steevast af met ‘Tot gisteren!’. 

Na afloop stuurde ze nog een bericht: ‘Het was heel leuk, ik was een beetje gestrest na het optreden, maar ik wou je nog even bedanken voor de leuke ervaringen :) Dus bij deze, dankjewel.’ 

Zo gingen we de zomer in en nu is het nieuwe schooljaar alweer aanstaande. Binnenkort maar eens wat collega’s optrommelen. Ik heb er weer zin in. 

Deze column verscheen eerder in Kleio no. 5, jaargang 64

maandag 8 mei 2023

Het gymnasium

Het gymnasium kampt met een imagoprobleem. Gymnasia vergroten de kloof, zeggen ze, want het is de elite die haar kinderen naar het gymnasium stuurt, terwijl die koters niet per se meer talent hebben dan leerlingen die naar een ‘gewoon’ vwo gaan. Dat maakt het gymnasium exclusief. 


In mijn klassen zitten inderdaad leerlingen van wie de ouders hoogopgeleid zijn. In hun huizen liggen boeken, men speelt een instrument en er is geld voor vakanties en musea. Het culturele kapitaal wordt met de zilveren lepel gevoerd en als het even kan is het gymnasium na de basisschool een logische stap. Het gymnasium is overwegend stedelijk en wit. Voor heel veel gezinnen (van buiten de stad, uit bepaalde stadswijken of met een migratieachtergrond) is het gymnasium echt een ver-van-mijn-bed-show - de optie bestáát eigenlijk niet eens. Zelfselectie is op zichzelf prima - je moet het maar willen - maar het is wel jammer. 


Want hoewel het ook gewoon maar een school met lastige pubers is, feitelijk is een (categoraal) gymnasium de school die je elk kind toewenst. In de golf van schaalvergroting zijn gymnasia klein gebleven. De lijnen zijn kort, de sfeer is persoonlijk, het bedrijfsmatige van de grote scholengemeenschappen ontbreekt. Docenten zijn vaak eerstegraads opgeleide academici en aan de leerlingen worden hoge eisen gesteld. Gymnasia hebben minder last van onderwijskwalen: geld verkwistende bestuurders en middenmanagers zijn er nauwelijks, het lerarentekort is nog niet zo’n probleem en met de werkdruk valt het ook wel mee. Goed, ik spreek in algemeenheden en er zijn uitzonderingen, maar het komt hier op neer: waar het op zoveel onderdelen in het Nederlandse onderwijs spaak loopt, daar blijft het gymnasium overeind. 


Op het gymnasium leer je Grieks en Latijn

Het gymnasium is niet exclusief: iedereen met een vwo-advies kan er naar toe. Gelukkig zijn ook genoeg van mijn leerlingen de eerste in hun familie die richting de universiteit gaan. Sommigen komen van ver met de (elektrische) fiets of het openbaar vervoer naar de stad, maar het zijn er te weinig. 


Schooladviezen blijken vaak gestoeld op vooringenomenheid: de basisschoolleerlingen van wie men iets verwacht, krijgen het voordeel van de twijfel. Dat advies bepaalt nu waar de leerling naar toe kan. De eindtoets die daarna nog volgt, komt momenteel ná de inschrijvingsdatum. Hier komt gelukkig een eind aan. Vanaf 2024 kan de vervangende ‘doorstroomtoets’ het schooladvies nog beïnvloeden. 


Veel leerlingen zijn bovendien nog te jong om te bepalen waar ze thuishoren. Het (voorlopig bevroren) idee van de Onderwijsraad om een driejarige brugperiode in te voeren is daarom goed - dan kan die selectie later plaatsvinden. 


Het beeld van het gymnasium moet op de schop. In plaats van een elitaire kloofvergroter kan het gymnasium juist een gelijkmaker zijn, want voor heel veel kinderen voor wie het geen optie lijkt, zou het juist de plek zijn waar ze hun geluk vinden. 


Verscheen in Kleio 4 (jaargang 64)

zondag 30 oktober 2022

Atomisering

Het algoritme van YouTube toverde een interview van Ischa Meijer met D66-oprichter Hans van Mierlo op mijn scherm. Juist omdat ik dit soort vileine scherpzinnigheid op de hedendaagse televisie mis, bekeek ik het met veel genoegen. Het is iets voor in de klas. 

Wat Van Mierlo zei is anno 2022 misschien nog wel een belangrijkere constatering dan toen, zo’n 30 jaar geleden. Hij zei: ‘Als de verbanden die tot nu toe onze maatschappij bij elkaar hebben gehouden wegvallen, dan moet je in een democratie zoeken naar zo direct mogelijke verbanden tussen degenen die gezag uitoefenen en de mensen zelf. Als je dat niet doet zal die burgerij zich langzamerhand afkeren van de politiek.’ Hij kreeg gelijk. Die zoektocht naar verbanden mislukte en we constateren nu dat de gezaghebbers het contact met ‘de mensen zelf’ zijn kwijtgeraakt en dús keert men de politiek de rug toe. En: het is ieder voor zich.


De ontzuiling waar Van Mierlo het over heeft is een bevrijdingsproces geweest dat tot in onze dagen nagalmt. Steeds minder hoeven we ons te verantwoorden voor wie we zijn - in een ontzuilde, geïndividualiseerde samenleving kan iedereen zichzelf zijn en dat is een groot goed. De LHBTIQA+-leerlingen bij mij op school zijn daar het springlevende voorbeeld van.
 
Maar individualisering kan ook doorslaan. De Franse techniekfilosoof Éric Sadin constateert in Het tijdperk van de ik-tiran (2021) dat een cultus van de persoonlijkheid is ontstaan. Steeds meer hebben mensen zich teruggetrokken in het comfort van het privédomein met steeds minder oog voor anderen. Online platformen gaven die egoïstische gelijkhebberij nog eens een flinke duw in de rug. Iedereen is waarheidszoeker, daar heb je geen wetenschappers, journalisten of politici voor nodig.
Sadin spreekt van een 'cultus van de persoonlijkheid'

Dit proces van ‘atomisering’ is niet zonder gevaar. Hannah Arendt waarschuwde in The Origins of Totalitarianism al: “Sociale atomisering (...) ging vooraf aan de massabeweging. Het hoofdkenmerk van de massamens is niet brutaliteit en achterlijkheid, maar zijn isolement en gebrek aan normale sociale relaties.” Er ontstaat een collectief van geïsoleerd geraakte individuen, zonder echte onderlinge solidariteit.

Een collectief van geïsoleerd geraakte individuen

Ik denk dat het belangrijk is dat we onze leerlingen die veelzijdigheid van die individualisering tonen. Dat het geweldig is dat je kan zijn wie je wilt zijn, maar dat de vrijheid van het individu niet betekent dat het geen onderdeel van een collectief is. Dat we naar elkaar moeten luisteren, dat we elkaar moeten blijven treffen, spreken en inspireren om die ‘normale sociale relaties’ te herstellen.

Verscheen in Kleio 6 (jaargang 63)

woensdag 11 mei 2022

Scheiding

Vlak voordat Jimmy Carter in 1979 zijn beroemd geworden ‘malaise-speech’ hield, ontving hij een brief van een zekere John Walter. Deze brief zou de reden zijn geweest dat Carter zijn haarscheiding voorgoed verlegde van rechts naar links op zijn hoofd. De televisietoespraak ging over vertrouwen en misschien ging de verandering van haardracht daar ook wel over. John Walter was namelijk de grondlegger van de haarscheidingstheorie die beweert dat wáár iemand zijn of haar scheiding draagt van grote invloed is op het succes van die persoon.

Jimmy Carter verlegde zijn scheiding

Walter kwam tot zijn theorie toen hij zelf als tiener had ondervonden wat een scheidingsverandering teweeg kan brengen: het had zóveel positieve uitwerkingen dat hij er zijn levenswerk van maakte. De theorie gaat uit van het idee dat de haarscheiding onbewust de aandacht vestigt op dat deel van het brein. De linker hersenhelft wordt traditioneel geassocieerd met mannelijkheid, logica en verbale vermorgens, met populariteit en succes - de rechter helft juist met meer vrouwelijke eigenschappen als visuele en artistieke voorkeuren.

Samen met zijn vrouw onderzocht Walter zelfs de correlatie tussen haardracht en politieke successen van Amerikaanse politici. Hun conclusie: rechtsdragende presidenten zoals Buchanan, Harding, Tyler en Arthur behoren tot de slechtst beoordeelde of minst belangrijke. De periode 1889-1969 daarentegen, werd juist gedomineerd door linksdragende presidenten - het wekt geen verbazing dat het land zich in die periode juist ontbolsterde tot supermacht. John F. Kennedy droeg de scheiding links, zijn broer Bobby rechts, in lijn met hun karakter zou je kunnen zeggen. Nog eentje: Hilary Clinton draagt links en benadrukt daarmee succes, intelligentie en betrouwbaarheid.

Opmerkelijk: acteur Christopher Reeves droeg zijn scheiding als de zachtaardige Clark Kent rechts, maar als Superman verlegde hij die naar links. Als je het eenmaal ziet, kan je het niet meer niet zien. 

Walter blies zelfs een haast vergeten idee nieuw leven in. Al in 1887 had John Joseph Hooker patent aangevraagd op een mirror for true and positive reflections - een spiegel dus, die niet een gespiegelde, maar een echte weergave van de werkelijkheid biedt. Niemand zag er brood in, maar zo’n honderd jaar later pakte John Walter het idee op en herdoopte het tot True Mirror. We kennen het van foto’s: plotseling zie je hoe je er écht uitziet en soms is dat schrikken. Niet alleen de balans in haardracht, maar ook in bijvoorbeeld iemands glimlach (naar rechts is warm en liefdevol; naar links koud en sarcastisch) is van niet te onderschatten belang, aldus Walter.

de werking van een 'non-reversing mirror', bron

Ik hield een aantal van mijn leerlingen een spiegel voor door over hun scheiding te beginnen en vergeleek hun kapsels met die van historische figuren. ‘Mijn kapper zegt dat het vooral te maken heeft met de plek van je kruintje’, zei één van de jongens. Enigszins een dooddoener natuurlijk, maar misschien moet ik er inderdaad ook niet veel meer achter zoeken.

Gepubliceerd in Kleio 3, jaargang 63, mei 2022

Deze column is ook een vooruitblik naar aflevering 2 van de podcast Doodgewone Geschiedenis (luister op Spotify al de eerste aflevering over thee)

     

vrijdag 25 maart 2022

Langzaam lesgeven

Ik had me verzoend met het feit dat ik tot een uitstervend soort docenten behoor, maar wat blijkt, ik ben ontzettend modern! Ik leefde in die deerlijke veronderstelling, omdat ik me nog zelden waag aan didactische nieuwigheid. Niet dat ik daarvan de meerwaarde niet zie, maar het kost me gewoon moeite. Dat geschuif met tafels en stoelen, het knippen en plakken, expertgroepjes, leerlingen als docent, de flip-overs en post-its, het lawaaiige groepswerk, kortom het uit handen geven van de controle – nee, ik hou er niet van. Doe mij maar klassiek klassikaal: frontale uitleg, aantekeningen, vragen stellen, vingers omhoog en daarna aan het werk. Maar wat schetst nu mijn verbazing: ik doe weer gewoon mee in de voorhoede van het onderwijs! Dat wat ik al jaren doe heet klaarblijkelijk slow teaching. Mooi!

Je hoort vaak zeggen dat de concentratiespanne van leerlingen ultrakort is – na tien minuten uitleg kun je beter stoppen. De docent zou daarom meer een coach aan de zijlijn moeten zijn; samenwerkend, ontwerpend en onderzoekend leren werden sleutelbegrippen, maar in deze moderne didactiek verwerd de leraar tot een stomme figurant.  

Aantekeningen geven mag weer 

Maar zie, de klassieke docent is terug van weg geweest. Bij slow teaching staat de presentatie van de lesstof centraal en daarmee ook het geven van aantekeningen, het stellen van vragen aan de klas en het laten maken van samenvattingen. Natuurlijk moet niet alles in één klap op het scherm, maar de stof dient in brokken aangeboden te worden. En dat doe je op het schoolbord! Het lijkt potverdorie wel lesgeven waar we het over hebben!

De Brit Jamie Thom publiceerde in 2018 er voor het eerst over en anderen, zoals de Nederlander Marcel Schmeier, gingen daar mee aan de wandel. Hun werk zit vol open deuren. Naast de focus op aantekeningen, herhaling en samenvattingen moet er niet teveel afleiding in het lokaal zijn, je moet werken aan je relatie met de leerlingen, er moeten lange-termijn-doelen gesteld worden, je moet complimenten geven en duidelijke regels en routines hanteren. Werkelijk? Zijn dit nieuwe inzichten?  

Het deed me denken aan wat een intussen gepensioneerde collega eens zei: ‘Jelte, ik kan mijn brevetten, oorkondes, certificaten en diploma’s gewoon laten rouleren in mijn bureaula, mettertijd komen dezelfde cursussen als vanzelf weer boven op de stapel te liggen.’

Onderwijsvernieuwing blijkt vaak vooral een overbodige stoorzender. Tabletscholen keerden terug op hun schreden, leerpleinen werden weer ommuurd en straks heeft de docent als coach ook afgedaan. Uiteindelijk draait onderwijs simpelweg om inspirerende docenten die hun vak verstaan.

Gepubliceerd in Kleio 2, jaargang 63, maart 2022

zondag 6 februari 2022

Actie en reactie

Geschiedenis is een keten van acties en reacties, maar zo helder als dat klinkt, zo diffuus is die causaliteit vaak gebleken. Meer dan eens verraste de geschiedenis ons en bleek ze een onvoorspelbare machine. We gooiden er iets in en het kwam er jaren later onherkenbaar weer uit als een burgeroorlog, voedseltekorten of nieuwe grenzen. Het zijn deze onvoorziene, onbedoelde langetermijngevolgen die ons af en toe een lelijke streek leverden, dat is waar. Sommige politieke leiders kijken daarom liever naar de gevolgen, naar de ontstane crises en reageren dáárop, in plaats van naar de oorzaken.

Maar zijn we niet steeds beter in staat enige sturing te geven aan de geschiedenis? In de loop van de tijd hebben we allerlei knoppen, schakels en metertjes aangebracht op de tijdmachine. We rekenden af met God en bijgeloof en namen het heft in eigen handen. We gingen de natuur begrijpen en controleren, de verlichting bracht ons het geloof in maakbaarheid, we hielpen democratisering op gang en maakten technologische sprongen - we stelden onszelf in staat de geschiedenis af en toe een duwtje in de goede richting te geven, omdat we processen en wetmatigheden begrepen

In de loop van de tijd hebben we allerlei knoppen,
schakels en metertjes aangebracht op de tijdmachine.

In de loop van de 19e eeuw kwam daar het wetenschappelijke vakgebied van de sociologie bij: we begrijpen steeds beter hoe samenlevingen werken en hoe menselijk gedrag zich verhoudt tot bestaande (machts)structuren en wat sociale cohesie en gelijkheid bevordert en wat juist niet.

Maar Mark Rutte moet niets hebben van sociologie, hij heeft er naar eigen zeggen zelfs een ‘hekel’ aan. Hij noemde institutioneel racisme ‘sociologisch jargon’ en bij rellen wil hij niet ‘zoeken naar sociologische oorzaken’. Des te opvallender is het dat sociologie en sociale studies juist afgelopen jaar de snelst groeiende studies waren aan Nederlandse universiteiten. Je zou er haast een tegenreactie van Generatie Z in kunnen zien: als onze leiders de oorzaken van crises niet willen bestuderen en meenemen in hun oplossingen, dan doen we het zelf wel. 

Je verwacht van een historicus dat hij gevoel heeft voor causaliteit, maar niets is minder waar. Onze premier is in de eerste plaats een crisismanager die zich bezighoudt met een ‘politiek van gevolgen’ zoals Mathieu Segers dat in De Groene noemde. In een rammelende samenleving is hij de belichaming van het geloof in het superieure individuele geluk van het hier en nu - de geschiedenis is vooral een sta-in-de-weg. We kunnen wel naar de oorzaken kijken, maar daar is het nu te laat voor, het is al gebeurd. Laten we kijken naar wat de gevolgen zijn en daar op managen. We gaan meten, want dat is weten, maar weigeren te begrijpen.

Het is nooit te laat voor geschiedenis. Het negeren van (historische) achtergronden dat inherent is aan deze ad hoc managementstijl levert de samenleving de ene crisis na de andere op: een stikstofcrisis, een woningcrisis, een toeslagencrisis, een aardbevingscrisis en ga zo maar door. Deze ‘politiek van gevolgen’ die historische en sociologische verklaringen miskent is kortom een asociale politiek zonder geloofwaardige basis. 

Gepubliceerd in Kleio 1, jaargang 63, februari 2022

vrijdag 27 augustus 2021

Zomervlucht

Op mijn achttiende verjaardag kreeg ik van mijn vrienden de roman Zomervlucht van Jeroen Brouwers. Ze wisten dat ik dat jaar een van de bibliotheek geleend exemplaar had gelezen en dat ik in één klap fan was van Brouwers. Het paste binnen het door mij gewenste imago van de vage intellectueel, maar eerlijk is eerlijk: de roman was geschreven zoals ik een roman zou willen kunnen schrijven. De virtuoze taal rolde en golfde over de bladzijden - ze zoog me mee in het kolkende verhaal dat ze was.  

In het mondelinge verhoor door mijn docent Nederlands prees ik het boek en deed dat zo overtuigend dat de docent het boek in de collectie van de schoolbibliotheek wilde opnemen.

Uiteraard nam ik geïnspireerd ook zelf de pen ter hand en begon aan mijn eigen roman. Ik probeerde de zinnen te laten golven en rollen, zoals Brouwers ze schreef, maar na twee bladzijden gaf ik het al op. Ik wist wat ik al lang wist: schrijven zoals Jeroen Brouwers dat kunnen er maar weinig. Brouwers schreef een enorm oeuvre en won dit jaar de Libris Literatuurprijs en dat is net op tijd: hij denkt zelf dat er niks meer in zit.

Het omslag van Zomervlucht
Het omslag van Zomervlucht

Een collega Nederlands vertelde eens dat een leerling Nooit meer slapen van Hermans had geleend van de schoolbieb, omdat hem dat wel wat leek, nooit meer slapen. Zo kocht ik ooit Biljarten om half tien van Heinrich Böll. Wat mij in Zomervlucht trok, dat weet ik niet. De titel klinkt verleidelijk, dat snap ik. En ook het omslag, waarop Johann Sebastian Bach rugwaarts uit zijn eigen portret stapt, heeft me altijd gefascineerd. Maar waarom ik nu juist dát boek uit de kast trok, ik heb geen idee. Maar ik weet wel dat mijn rondstruinen in de dorpsbibliotheek resulteerde in een leven met Jeroen Brouwers.

PISA-data en inspectierapporten maken al veel langer gewag van verzwakte schrijf- en leesvaardigheid onder jongeren. Dat de toegang tot bibliotheken ons zolang is ontzegd, is daarom schandalig. De rijen voor de kledingzaken gaan de hoek om, maar de deur van de bieb blijft dicht. Noem mij een vage intellectueel, maar ik geloof nog steeds in de helende, troostende en vormende werking van het boek. En broeken slijten, boeken niet. We moeten jonge mensen zoveel mogelijk de kans geven tegen een nieuwe papieren liefde aan te lopen. Alle drempels richting de bibliotheek, maar ook het museum, de schouwburg en de concertzaal, moeten volledig geslecht worden.

Op het schutblad van mijn exemplaar van Zomervlucht hebben mijn vrienden hun namen geschreven. ‘Na je 18e zie je dingen anders’, schreef Berend en hij tekende er een ribbenkubus bij die je op twee manier kan zien. Hij had gelijk, want taal had dat jaar een ander gezicht gekregen.

zondag 16 mei 2021

Vrijheid

Ik ben in de vierde klas toegekomen aan dat verplichte schoolexamen-onderdeel waar de leerlingen doorgaans nauwelijks nog de camera voor aanzetten: de democratische rechtsstaat. Er wordt vaak niet zo geboeid geluisterd als naar een verhaal over de peri-anale fistel van Lodewijk XIV, maar met de verkiezingen nog vers in het geheugen leeft het onderwerp meer dan anders

In het oriënterende klassengesprek bleek dat vrijheid een centraal begrip is geworden. Leerlingen kunnen niet wachten op het einde van de maatregelen die hun bruisende puberleven al zo lang hebben beperkt. Ze willen weer springen in de club en meebrullen met Hazes: ‘Leef! Alsof het je laatste dag is!’ Ze staan niet alleen. Mensen organiseren zelfs fakkeltochten voor vrijheid en roepen ‘ze moeten niet aan onze vrijheid komen!

Maar vrijheid is niet een eenduidig begrip, zo besefte ik me opnieuw toen ik een Volkskrant-interview met historica Annelien de Dijn las. Ze legt in haar boek Freedom uit dat de vrijheid waarvoor de 18e-eeuwse democraten vochten een andere vrijheid is dan die van ‘blijf van mij, mijn positie en van mijn eigendom af’. De vrijheid van de revolutionairen ging over zelfbestuur, over het vrijelijk uitoefenen van natuurrechten - met die notie dat iemands vrijheid stopt waar die van een ander begint. Een vrijheid die alleen gold, als die voor de gemeenschap gold. Een elite is geneigd tot onderdrukking, dus geef de massa een stem. 

Cover van Freedom van historica Annelien de Dijn

Van die versie van de vrijheid - de versie die het socialisme later omarmde - moeten veel mensen juist niets meer hebben. Ze hebben meer met het liberale vrijheidsbegrip zoals die tijdens de Restauratie van na het Congres van Wenen opgeld maakte, inderdaad, die van een kleine staat die niet aan je privé-bezit moet komen. En sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw heeft het neoliberalisme die weergave van het vrijheidsbegrip alleen nog maar meer scherpte gegeven.

Het Congres van Wenen (1814-15) was een langdurig feestje

Mensen wenden zich af van het vrijheidsbeperkende program van de groene, linkse kerk en willen misschien wel een betere wereld, maar niet ten koste van onze individuele vrijheid alsjeblieft. Hoezo, niet meer vliegen? Hoezo, geen vlees meer eten? Hoezo, meer belasting betalen? Mensen willen geen betutteling, maar egoïstisch comfort en dus stemden ze op partijen die vrijheid beloofden.

‘Leef!’, zingen mijn leerlingen straks weer, ‘alsof het je laatste dag is! Leef! Alsof de morgen niet bestaat!’ Ik geloof wel dat de meesten een solidair hart hebben. Ze zijn jong. Maar ik geloof ook dat ik niet eerder zoveel urgentie voelde bij mijn lessen over de democratische rechtsstaat dan nu.

Eerder gepubliceerd in Kleio no. 3, jaargang 62

vrijdag 2 april 2021

Burgerschap

Ik geloof dat in een gezond land met een gezond onderwijsstelsel het vak geschiedenis afdoende zou zijn voor burgerschapsvorming, maar helaas, iets is niet gezond en volgens minister Slob moet de overheid dus een duidelijke ‘burgerschapsopdracht’ geven, voor het gehele onderwijsveld notabene!   

Toen in 2006 wettelijk werd vastgelegd dat scholen zich moeten inspannen om ‘burgerschap en integratie’ te bevorderen, was dat weinig concreet. Scholen werden belast met het ontwikkelen van een visie om die uiteindelijk in het schoolplan te verantwoorden. Een lege huls, kortom, en uiteraard, niet duidelijk genoeg.

In 2018 pakte minister Slob echter de handschoen weer op met als resultaat dat de burgerschapsopdracht een stuk minder vrijblijvend is geworden. Waarschijnlijk per 1 augustus – vertraagd door de coronacrisis – wordt de nieuwe wet ‘verduidelijking burgerschap’ (is het nu wel duidelijk?) ingevoerd. Scholen moeten nu serieus aan de bak, want het alziend oog van de inspectie loert mee. Een eerste resultaat van de aanstaande wet vind je als je ‘cursus burgerschapsonderwijs’ googelt: de scholingsbureaus zijn er natuurlijk weer als eerste mee aan de haal gegaan.  

Met de multi-interpretabele term burgerschap wordt getracht kinderen te kleien tot burgers die zich raad weten met de wereld om hen heen. In 2006 vond men de Nederlandse samenleving zodanig veranderd – multicultureler, individualistischer, terroristischer – dat jongeren bij de hand genomen moesten worden. Omdat ouders het blijkbaar nalieten, was het aan de scholen om daar een visie over te vormen.

In de nieuwste wetsversie staat dat leerlingen respect en kennis bijgebracht moeten worden wat betreft de ‘basiswaarden van de democratische rechtstaat’. Scholen moeten die basiswaarden in het eigen gebouw laten echoën en ze moeten daartoe (opnieuw) een visie ontwikkelen, maar ditmaal door meerdere leerjaren heen, met vastomlijnde leerdoelen. Op mijn school zijn we al begonnen met brainstormen. En zoals na elke storm is het resultaat nogal chaotisch, een ratjetoe aan invalshoeken en ideeën. Dat krijg je, als je een containerbegrip als burgerschap loslaat op álle vakken.

Met een schuin oog – want het doet pijn aan de ogen – kijk ik ook naar Curriculum.nu. Daar is burgerschap ook een centraal thema. Hun vernieuwingen laten nog even op zich wachten (vanwege corona-perikelen en een demissionair kabinet), maar zullen te zijner tijd terugkomen in de kerndoelen van de SLO, dan in de schoolmethodes en tegen die tijd, tja, dan is de wereld intussen al weer veranderd.

Overigens, de burgerschapsopdracht smaakt ook wat vies, uit de koker van een regering die individualistische zelfredzaamheid propageert, geen oog heeft voor sociaaleconomische factoren, dealtjes sluit over vluchtelingenkinderen en visie een vies woord vindt.  

Maak de verzorgingsstaat eerst weer gezond, zorg dat de basisvoorwaarden voor goed onderwijs in orde zijn, dan leggen wij bij geschiedenis wel uit hoe de democratische rechtsstaat werkt, zoals we dat altijd al gedaan hebben.

 --

Deze column verscheen eerder in Kleio no 2 jaargang 62 (maart 2021)

 

 

donderdag 4 februari 2021

Mat

‘In de opening verraste u me eigenlijk wel eerlijk gezegd, ik had gehoopt op e4 c5 a3 Nc6’, zegt Ghosthumus via de chat. En later: ‘ik dacht dat u misschien 13.Qa5 had kunnen spelen en dan op c7 pakken met de loper. Misschien zou dat beter hebben gewerkt, maar ik weet het niet zeker.’

Schaken is mij met de paplepel ingegoten. Ik speelde het als kleuter al en ook al ben ik nooit heel goed geworden, ik hou van het spel. Het is een feest om zelf te spelen - elke partij is een haast literair avontuur - maar het is een even groot genoegen om online de wereldtop te volgen: de buitenaardse snelheid van Hikaru Nakamura, de branie van Daniil Dubov, het door de goden gegeven instinct van Magnus Carlsen.

Schaken heeft momentum met het verschijnen van de Netflix-serie The Queen’s Gambit. Ik las dat de verkoop van schaaksets vervijfvoudigd is! Dat stemt optimistisch, want schakende kinderen slijpen hun brein. Ze kunnen zich beter concentreren, verbeteren hun logisch denkvermogen, rekenkunde, ruimtelijk inzicht en oefenen empathie.

Still uit The Queen's Gambit (Netflix)

Bovendien, je blijft er slank bij. Grootmeesters verbranden met hun denkwerk zo’n 6000 calorieën per dag op een toernooi - we eten dagelijks gemiddeld een derde daarvan.

De hausse brengt onvrijwillig het jaar 1972 in de herinnering, toen de Amerikaan Bobby Fischer het in Reykjavik opnam tegen de Rus Boris Spassky. De hele wereld keek mee hoe Bobby de eerste partij verloor, vervolgens eiste dat de camera’s weggehaald werden, toen niet op kwam dagen, daarna een telegram van Kissinger ontving en uiteindelijk tóch zijn zin kreeg. De wedstrijd werd voortgezet in een benauwd achterafkamertje en Fischer werd wereldkampioen. De schaaksets waren niet aan te slepen in die dagen.

Fischer vs. Spassky, Reykjavik, 1972

Een aantal van mijn leerlingen is enthousiast schaker. Met de beste speelde ik een tijdlang elke les één zet. Ik hield thuis de stelling op een bord bij, geholpen door mijn vader en broer - hij deed alles uit zijn hoofd (grotendeels tijdens de geschiedenisles, vermoed ik) en won. Later organiseerde ik een simultaandemonstratie waarbij hij het in de aula opnam tegen leerlingen én docenten. Hij verloor één partij, speelde één gelijk en won de overige twaalf. Een andere jongen komt regelmatig aan het eind van de les met zijn telefoon naar me toe waarop een bord klaar staat. Dan spelen we een potje snelschaak tussen de lessen door. Met weer een andere leerling speel ik correspondentieschaak, de langzaamste vorm, waarbij partijen over weken, zo niet maanden kunnen worden uitgesmeerd.

Ghosthumus zit in de vijfde klas, heeft een nogal intimiderende schaaknaam aangenomen en hij had gelijk. Ik had inderdaad de dame naar a5 moeten spelen en dan moeten pakken met de loper op c7. Hij won het potje met schwung. 

Deze column verscheen in Kleio no. 1, jaargang 62 (februari 2021)

woensdag 30 december 2020

Aandacht

Voor deze column putte ik onder meer uit het gesprek tussen Joe Rogan en Tristan Harris het gesprek dat ik had met filosoof Thijs Lijster over zijn pamflet 'Verenigt U! 

‘Jongens, mag ik even jullie aandacht?’. Ik zie hoe mijn LIO de klas tot stilte maant. Telefoons verdwijnen schoorvoetend in broekzak en tas. Achterin het lokaal overzie ik het tafereel en ik besef dat we ons ook wel voor een flinke opgave gesteld zien: je moet van goeden huize komen om die gevraagde aandacht van pubers te krijgen. Hoe goed je uitleg ook is, hoe prachtig je verhalen, hoe vernuftig ook je didactiek, er brandt immers iets in die broekzakken. Het piept, trilt en licht op, het trekt alsmaar aan hen, het vreet aandacht en het heet smartphone - een shot dopamine binnen handbereik. De algoritmes van Big Tech doen niets anders dan telkens een nieuwe wortel voorhouden en de ezels sjokken er haast blindelings achteraan. Leerlingen zijn slachtoffers in de oorlog om aandacht.

Joe Rogan in gesprek met Tristan Harris die ook een prominent rol speelt in de Netflix-serie 'The Social Dilemma'
Nu is het de tiener eigen dat de gedachten gaan spoken tijdens een stoffige les - het hoofd dwaalt af naar dat ene mooie meisje of naar de dansuitvoering van komende zaterdag, dat is prima - maar het zijn nu de grote bedrijven aan de westkust van de Verenigde Staten die de aandacht trekken. En dat doen ze niet per definitie met betekenisvolle of betrouwbare informatie. De aandacht gaat immers eerder uit naar extreme, opmerkelijke en discutabele content.

Niet alleen is hiermee de aandacht zoek, ook allerlei persoonlijke gegevens worden te grabbel gegooid. Gebruikers maken accounts bij de Grote Vier, die vervolgens weer gebruikt worden om in te loggen op andere platforms. We scrollen naar beneden en klikken op ‘akkoord’ zonder te lezen. Nee, voor grote stukken tekst hebben we juist weer géén aandacht. Intussen weet de grote broer heel veel van ons - wat we willen kijken, wat we willen kopen, of we zwanger zijn - soms nog eerder dan dat we dat zelf weten. Data wordt niet onterecht de nieuwe olie genoemd en een belangrijke vraag is nu: van wie is die data?

Toen in de 19e eeuw de Industriële Revolutie zich ontvouwde ontstond er een gapend gat tussen de haves en de have nots, tussen de bezittende klasse en de bezitloze klasse. Dat bezit, dat waren de productiemiddelen: land, grondstoffen, machines, gebouwen. Maar het industriële tijdperk is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor de information age. Kennis en data, dat zijn de nieuwe productiemiddelen en het lijkt erop dat het grootkapitaal (opnieuw) aan het langste eind trekt.

Kunnen we de productiemiddelen weer terug in eigen handen krijgen? Wat is daarvoor nodig? Misschien moeten we beginnen weg te kijken van onze schermen, want elke keer als we daaraan aandacht schenken, schenken we data en daarmee verworden we vanzelf tot de have nots van deze tijd.

--

Deze column verscheen in de Kleio nummer 7 (december 2020)

maandag 29 juni 2020

Papiertje met een bijsmaak


Het is als een legpuzzel met een missend stukje, een onaf jaar, zo zonder de centrale examens. Ik ben gaan houden van die haast tastbare spanning die gedurende enkele weken het ontspannen geouwehoer van alledag vervangt. Van de tot examen-academie omgetoverde gymzaal, met de genummerde tafels in strenge rijen. Van het binnenschuifelen van de leerlingen, de armen onhandig vol met waterflesjes, energydrinks, mueslirepen en extra pennen. Iedereen staat op scherp, je voelt het aan alles. Het gedoe met de verzegelde enveloppen, het proces-verbaal, de controle van het eerste exemplaar, het uitdelen. En dan, als de klok het toestaat: jullie mogen beginnen!

Waren de centrale examens écht onmogelijk dit jaar?

Vijf dagen na de sluiting van de scholen riep de vakbond Leraren In Actie (LIA) dat de examens geschrapt zouden moeten worden. Het was hun zonneklaar: leerlingen zouden ongeacht hun cijferlijst het diploma moeten ontvangen. Ik vond het overdreven aandachttrekkerij. De kleine bond had door de recente, nogal onhandige tafelmanieren van de AOb momentum en wilde meer. 

Op 24 maart werden de centrale examens definitief geschrapt, maar leerlingen kregen gelukkig niet zomaar hun diploma. Schoolexamens en de nieuwe resultaatverbeteringstoetsen werden doorslaggevend. Dat was tenminste nog iets, zou je kunnen zeggen.

LIA noemde de situatie een ‘noodsituatie’, zoals die ook bestond in 1945. Toen werd per Koninklijk Besluit besloten dat de eindexamens niet door zouden gaan. Mede door de hongerwinter en de Arbeitseinsatz was het eindexamen een onmogelijkheid geworden. De motivatie voor het ‘gratis’ uitdelen van de diploma’s in juni 1945 luidde ‘dat tegenover het tekort aan examenkennis een grotere levenservaring van de betrokkenen staat’.

Het Vrije Volk (12/06/1945) - bron: Delpher

Niet álle leerlingen kregen toen hun diploma. De kanttekening luidde, dat zij die zich tijdens de bezetting niet goed hadden gedragen de akte niet zouden ontvangen. Dat hadden we nu ook kunnen doen. Examenkandidaten die tóch knuffelden, niet in hun elleboog hoestten, nooit hun handen wasten, te vaak onnodig de trein namen: helaas pindakaas, het diploma gaat aan je loopneus voorbij.

Maar nee, de situatie nu is onvergelijkbaar met die van toen. Ik denk in retrospectief dat er te snel een besluit genomen is en de mogelijkheid tot centraal examineren langer onderzocht had moeten worden. Het lukte toch ook om de schoolexamens te organiseren, vaak ook ‘gewoon’, fysiek in het gebouw? De weg die nu is ingeslagen is weliswaar de meest veilige, maar ook onbevredigend, paniekerig en ontzettend fraudegevoelig. Door scholen de nu allesbepalende schoolexamens zelf te laten organiseren - terwijl ze risico’s erkent - trekt het ministerie haar handen af van het gedoe.

En kijk, het Amersfoortse gymnasium Johan van Oldebarnevelt werd terecht teruggefloten door de minister, maar hoeveel andere scholen hebben ongezien eigenhandig de cijfers en daarmee het slagingspercentage opgekrikt? Hoe je het ook wendt of keert, een schooldiploma uit 2020 is toch een papiertje met een bijsmaak.

Deze column verscheen in de Kleio van juni 2019

woensdag 13 mei 2020

Rampspoedlessen

Meermaals heeft rampspoed de sociale verhoudingen opgeschud, omdat de catastrofe nieuwe inzichten in de hoofden verankerde die met geen dogma, wetgeving of leger daar weer uit te verdrijven waren. 

De coronacrisis doet dat ook. De quarantaine dwingt ons tot interessante manieren van werken (zoals online lesgeven) waar we anders decennia over zouden discussiëren. We hebben nieuwe waardering voor betrouwbare politici, wetenschappers en journalisten; fake news werkt ons vooral tegen. Onze volksaard toont zich als een januskop (we hamsteren toiletpapier, maar applaudisseren voor de zorgmedewerkers) en onze regeringsleiders strooien plots met geld, doekoes die daarvoor met geen Groningse aardbeving uit de kluis te schuiven waren. En oh ja, we weten weer wat de vitale beroepen zijn. 

Je zou misschien verwachten dat na de pestepidemie van de veertiende eeuw de mensen hun plaats wel kenden. Dat een zekere nederigheid of deugdzaamheid ten aanzien van het leven onvermijdelijk was, nu de dood zich op nietsontziende wijze had getoond aan de wereld. Maar niets is minder waar. Het achtergelaten kapitaal kwam ter beschikking voor de overlevenden en men werd inhalig: armen betrokken leegstaande landerijen en zagen zichzelf plotseling aan tafel gezeten met zilveren bestek. Simpele boeren betaalden minder pacht en eigenden zich overgebleven werktuigen toe en jonge wezen gehuwd voor rijke bruidsschatten.  

The Triumph Of Death
Pieter Bruegel's weergave van de sociale effecten van de Zwarte Dood

En toch veranderde er volgens de historica Barbara Tuchman iets in het sociale weefsel van de samenleving. De gevestigde orde, de verhoudingen tussen landheer en boer, maar vooral die tussen kerk en gelovige, waren voorgoed veranderd. Volgens Tuchman ‘kwam het einde van een tijdperk van onderworpenheid in zicht; de ommekeer naar individueel bewustzijn lag in het verschiet.’ Als de geest zich uit de fles heeft gewrongen, krijg je die vaak moeilijk terug.

Volgens Tuchman ‘kwam het einde van een tijdperk
van onderworpenheid in zicht; de ommekeer naar individueel
bewustzijn lag in het verschiet.’

Rampspoed dwingt de geschiedenis een richting op en daar moet je gebruik van maken. Zoals volgens Tuchman de Zwarte Dood wellicht de moderne mens schiep, zo stimuleerde de Eerste Wereldoorlog (en in zijn kielzog de Spaanse Griep) technologische ontwikkelingen, de emancipatie van de vrouw en toenemende gelijkheid. De Tweede Wereldoorlog bracht de dekolonisatie teweeg en leidde tot de oprichting van de Verenigde Naties.

Maar op welke manier gaan we de coronacrisis ‘benutten’? De Israëlische historicus Harari stelt dat we ons straks voor twee keuzes zien. Allereerst die tussen nationalistisch isolationisme en globale solidariteit, oftewel: houden we kennis en mondkapjes voor onszelf of delen we die? Ten tweede die tussen totalitaire surveillance of burger-empowerment. Gaan we mensen hardhandig dwingen tot quarantaine (en gaan we ze dan nauwlettend monitoren met moderne technologie) of gaan we uit van goed gedrag door goed geïnformeerde, vrije burgers? 

'Never let a good crisis go to waste' - Winston Churchill

‘Never let a good crisis go to waste’, zei Winston Churchill in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Dat sommige zaken flink op de schop gaan door de huidige crisis is niet de vraag. Maar
hoe de wereld er straks uit zal zien, dat hangt af van onze politici en de lering die zij hieruit trekken. Men mag bijvoorbeeld aannemen dat sommige beroepen in hun achting zijn gestegen, niet waar?

dinsdag 31 maart 2020

Wannsee

Ik zal het hier maar eerlijk zeggen. Toen ik mij in het vijfde jaar van het vwo inschreef voor de excursie naar Berlijn, deed ik dat niet omdat de geschiedenis van de stad me trok, maar toch vooral omdat we samen gingen, mijn vrienden en ik. 

De Tweede Wereldoorlog was vijftig jaar afgelopen. De Muur was zes jaar daarvoor gevallen. We gingen naar de stad die het centrum van de 20ste-eeuwse geschiedenis was geweest. Wij léken jonge intellectuelen misschien, met ons halflange haar en kekke sjaals, maar we waren nauwelijks bezig met ons reisdoel, alleen met elkaar en de meisjes in de busstoelen om ons heen. 

In Berlijn betrokken we ‘Hotel Vier Jahreszeiten’, in Kreuzberg, een hotel waarvan de pui was afgebladderd. Mijn vier vrienden en ik hadden bij de kamerverdeling een jongen onder ons hoede genomen die we niet goed kenden. Enkele dagen later zat hij huilend op de bedrand, omdat we ons misdroegen: we rookten op de kamer, iemand verkocht wiet en in de douchekabine verfden we iemands haar paars. 

Villa Marlier (Wikipedia)
Het is niet gek dat ons bezoek aan Villa Marlier mij nauwelijks is bijgebleven. Villa Marlier, beter bekend als Haus Wannsee, is het neo-barokke landhuis aan de Großen Wannsee, tussen Berlijn en Potsdam, waar in 1942 vijftien mannen over het lot van 11 miljoen Europese joden besloten. Wij trapten er lol. We rookten filtersigaretten en staken een peuk in de mond van een gebeeldhouwde jongen. Ik heb er nog foto’s van. Het is een plek die normaal gesproken een zware indruk achterlaat, maar wij lagen ‘s avonds op de stapelbedden van de meisjes en ons hoofd was high, maar niet van die Endlösung der Judenfrage

Inventarisatielijst van Joden in Europa zoals gebruikt bij de Wannsee-conferentie (Wikipedia)

Ik ben nu veertig en ik vraag me af hoe het in hemelsnaam mogelijk was dat ik die dag flierefluitend door de wieg van de holocaust stuiterde. Menselijke tragedies zijn mij met het vorderen van de jaren steeds meer aan gaan grijpen en ik herken dat puberhoofd van toen niet meer. Als ik nu over de holocaust lees of vertel, krijg ik soms tranen in de ogen. Mijn moeder zei destijds al, wijzend naar mijn haar: ‘Later zul je wel denken…’ 

Niet lang geleden kwam de Wannsee-conferentie langs in een les. Het is immers een van de verplichte voorbeelden van het eindexamen. Onwillekeurig moest ik tijdens de uitleg aan de excursie van toen denken. Ik noemde het. Ik vertelde van het roken, de meisjes en het paarse haar, maar niet van die jongen die we niet kenden en die huilend op de bedrand zat. 

Misschien was het wel de avond van het bezoek aan Villa Marlier en had hij als enige de tragiek van de plek wél begrepen.

--
Deze column verscheen in de Kleio van maart 2020, jaargang 61.