donderdag 28 februari 2013

Tien-vinger-systeem blind

Ik stuitte enige dagen geleden op een artikel van de Nationale Onderwijsgids dat gewag maakte van een regionale trend: in Almere zijn verschillende basisscholen begonnen met het aanbieden van typecursussen. Ik was verrast. Het tien-vinger-systeem blind in een tijd van tablets en spraakherkenning, dat klinkt als een opleiding tot schildknaap in een tijd van drone-aanvallen. Nou ja...

De bron waar de Nationale Onderwijsgids zich op baseert is niets meer dan een reclame-artikel. Er zit een lokale computerboer achter en natuurlijk sleept die er indrukwekkende, maar niet nader uitgelegde cijfers bij. Zo biedt volgens het artikel slechts 7% van de basisscholen een typecursus aan, terwijl 77% van de mensen vindt dat typevaardigheid een basisvak op school zou moeten worden! Waar komen die cijfers toch vandaan?

Eerlijk gezegd, als ik typecursus hoor, dringt zich het beeld op van sexy secretaresses met knoetjes in het haar, in typekamer 4, toren B van een grauw kantoorgebouw, die na elke 'bling!' van de typemachine een trek van hun mentholsigaret nemen. Heerlijk.

Ik leerde in groep 8 blind typen in een bijgebouw van de kerk. Er was welgeteld één meisje dat een elektrische schrijfmachine had. Zij zat op de cursusavonden in de hoek, bij het stopcontact. De rest zweette boven zo'n mechanische machine; zo'n loodzware kaboutertribune, meegedragen in een zwarte koffer die onder de snelbinders ging, maar die je het liefst in de sloot had geflikkerd.

Terwijl ik me dit herinner, ontdek ik dat de percentages van de computerboer niet helemaal uit de lucht komen vallen. Ze komen uit de koker van percentagetovenaar Maurice de Hond die in 2009 in opdracht van het bedrijf TICKEN een peiling deed. Geheel onafhankelijk schijnt me dit onderzoek niet toe, maar toegegeven, ze hebben een punt: typen is een onmisbare vaardigheid anno 2013.

Ik doe de kennismakingstest van TICKEN. Op de eerste oefening heb ik een nauwkeurigheid van 99,5% en een snelheid van 514 aanslagen per minuut. Daar kan Al Qaida nog een puntje aan zuigen, als je het mij vraagt. Daarna speel ik een game: ik moet geletterde eieren in een mandje vangen. Een blonde vrouw spreekt me tussendoor moed in. Uitstekend natuurlijk. De typecursus is duidelijk niet meer de mensonterende beproeving zoals ik die me herinner.

Haha! Reclame voor typecursus anno 2013

Nee. In mijn tijd waren de zware druktoetsen beplakt met gekleurde stickers, zodat het onmogelijk was niet blind te typen, maar na enkele weken cursus en zweetverlies begonnen ze los te laten, zodat de inspanningen toch íets opleverden. Mijn kleine jongenspink verdween af en toe tussen de toetsen door in de diepten eronder en bleef dan bloedend steken. Thuis deed ik huiswerk. Backspace was er niet bij. Een fout teveel betekende opnieuw die lap tekst overtikken. Ik huilde af en toe uit frustratie; hoe dikwijls vloog het cursusboek niet door de woonkamer! Maar ik slaagde. Met 200 aanslagen per minuut.

Het bedrijf TICKEN en Maurice de Hond zitten op dezelfde lijn. Ze zeggen: kinderen groeien op in een wereld waarin nauwelijks nog met de hand geschreven wordt. De helft van de beroepsbevolking zit dagelijks achter de computer. Blindtypers werken efficiënter, hebben tijd over, kunnen de aandacht verleggen en hebben minder last van RSI-klachten door de juiste werkhouding. Het is kortom een schande dat typen niet als basisvak aangeboden wordt in het primaire onderwijs.

Ik ben voorstander van verplichte typevaardigheid, maar vind niet dat Maurice de Hond peilingen moet gaan doen die zo naadloos aansluiten op zijn eigen stokpaardjes, zoals de door hem bedachte Steve JobsSchool. Kwestie van geloofwaardigheid, geloof ik.

Jammer eigenlijk dat typecursussen zo gepimpt zijn. Ik bedoel, 514 aanslagen per minuut haal je toch echt alleen met bloed, zweet en tranen. Deze column tikte ik in iets meer dan een minuut. Foutlo0s.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 10-01-2013)

zaterdag 23 februari 2013

Moe


Het is een bekend verschijnsel: docenten werken zich uit de naad tot de schoenzolen versleten zijn en hun het hoofd omloopt, maar ze houden vol tot de laatste dag. En dan, pff, eindelijk, gelukkig, het moest niet langer duren: de vakantie! Maar juist dan, de zinnen verzettend op de bank, wordt de doorzetter overvallen door griep, door hoofdpijn, keelpijn, door een pijntje hier, een pijntje daar, door pijntjes overal.

Hoe dat kan? Het adrenalinepeil is voortdurend hooggehouden door de schoolse inspanningen, inderdaad, zoals bij iemand op de vlucht of in gevecht, maar kakt van het een op het andere moment als een plumpudding in als de vakantie begint. Het lichaam reageert en wordt ziek, zwak en misselijk. De remedie? Ga in de vakantie bungeejumpen of skydiven, rij altijd door oranje, ga naar het casino, neem de zwarte piste naar de après-ski en dans naakt op de bar.

In de laatste week voor de vakantie lijkt iedereen er plotseling ook echt aan toe, aan die twee weken vrijaf. De gezichten worden bleker, de wallen onder de ogen lijken gedroogde pruimen en op de laatste dag douwt iedereen alleen nog maar video's in de speler. Iedereen is er zó klaar mee, dat je de indruk krijgt dat nóg een week mensenlevens zou hebben gekost.

Zelf probeer ik me altijd te laten verrassen door vakantie, want dan pas voelt het als de bonusaanbieding die het zou moeten zijn, maar de kerstvakantie, dat verlichte engelenkoor in de duisternis, wordt luidkeels voorafgegaan door een koor van gepuf, gehijg, gesteun en gekreun, dus nee, een verrassing is het nooit.

Ook de leerlingen zitten er in de laatste weken voor de kerstvakantie duidelijk doorheen. Ze worden lamzakkerig, ongeconcentreerd, moe. Ik heb een vwo-6-klas met vooral meisjes. Zij doen stuk voor stuk hun stinkende best. Twee weken geleden begon ik fanatiek aan een blokuur met de damesclub, maar ik merkte meteen dat er weinig leven in het anders zo gezellig kakelende kippenhok zat. Het was alsof de vos die nacht één van hen had meegenomen.

Ik keek de groep rond en constateerde dat de vermoeidheid was ingetreden. Lijdzaam namen ze mijn aantekeningen over, soms daarbij het hoofd op het schrijfblad naast het schrift gelegd. 'Vertel eens, wie van jullie is níet moe?', vroeg ik. Niemand stak de vinger op, behalve misschien één van de jongens. Iedereen leek een slaaptekort te hebben.

Ze lichtten hun toestand toe. Er moest een verslag ingeleverd worden voor het ene, een presentatie voorbereid voor het andere vak. In de avonduren sportten ze, of bliepten ze producten achter de kassa, er lagen flinke tentamens in het verschiet en ze gaven toe, in het weekend hadden ze dan ook nog feestjes die ze écht niet konden missen, want als je zo'n feestje miste, dan wist je niet wát je miste en dan moest je maandag de verhalen horen wat je had gemist. Dat kon écht niet. Maar serieus, ze hadden het vooral druk met schoolwerk.

In de donkere dagen voor kerst lijkt het alsof de school geen energie meer geeft, maar vooral neemt. De directie vergadert vermoeid op de kamers, de docenten zijn afgedraaid en de leerlingen gevloerd. Hiertoe is onderwijs dus in staat: mensen afmatten. Zelfs de conciërge heeft last van zijn bloeddruk.

Ik liet de les voor wat die was en niet meer zou worden en besloot dat we het tweede uur een keer 'helemaal niks' gingen doen. Ik gaf geld aan twee meisjes om lekkere dingen bij de supermarkt te halen. Met twee andere meisjes haalde ik warme chocolademelk en thee en op de beamer projecteerde ik een haardvuur. Ondertussen draaide ik kerstmuziek. Het kakelen kwam daarna langzaam weer op gang. Gelukkig.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 27-12-12)