zondag 10 april 2011

Door de sleutels de bos

Ik hoorde eens de wijsheid dat een school niet groter moet zijn dan het geheugen van de conciërge. Een tekst om op een wandtegeltje te schilderen, vond ik. Want is het niet zo dat de dag waarop de conciërge niet meer weet wie de kwajongen is die ’s ochtends voor zijn neus staat om zich te laat te melden, de dag is dat hij – of liever nog, de directie – zich achter de oren moet krabben en moet bedenken: het is zover, halleluja, de school is te groot geworden. Een overstroomd toilet, dat is geen probleem voor een conciërge, maar een overstroomd geheugen, daar moet een dokter aan te pas komen. 

Conciërges spelen traditioneel een cruciale rol binnen scholen. Ze doen ’s ochtends het licht en de kachel aan, ze zetten de eerste koffie. Hun handen zijn vuil, omdat ze net een leerling hebben geholpen met een afgelopen ketting of een lekke band. Ze hebben een buil shag in hun borstzak en een combinatietang in de hand. Ze sjouwen met tafels en stoelen en hebben een indrukwekkende sleutelbos aan hun broek hangen, een sleutelbos die toegang geeft tot álle ruimtes in het gebouw.

Conciërges zijn vertrouwenspersoon, klusjesman, psycholoog, vliegende keep, tuinier, eerste hulp, gastheer en administratiemedewerker in één. Ze kennen alle leerlingen bij naam en weten precies wie veelvuldig ziek gemeld wordt, wie te laat komt en wie er vaak uit gestuurd wordt. Ze zijn de big brother die een school nodig heeft.

Ze fungeren niet zelden als stootkussen tussen leerlingen en ouders aan de ene, en docenten aan de andere kant. Ouders die verhaal komen halen worden eerst opgevangen door de conciërge en gekalmeerd met een bakje koffie, alvorens ze het gesprek met de docent aangaan. Voor leerlingen is de conciërge een vriend, terwijl de docent toch eerder een vijand is. Ik weet zeker dat conciërges af en toe leerlingen toefluisteren: ‘Ik vind die Posthumus ook een vreemde vogel. Je bent niet de enige. Écht niet!’

Ik moest zelf als leerling iets té vaak een blauw briefje halen bij de conciërge, omdat ik te laat was. Drie keer te laat op school betekende een weeklang half acht op school voor corvee. Ik vervalste blauwe briefjes om onder de maatregel uit te komen. Spannend was dat. En de conciërge kende mij. O, reken maar dat hij mij kende. Vond mij een vreemde vogel.

 Maar ik vraag me al een tijdje af, bestáát de traditionele conciërge nog wel? Met het groeien van de organisatie werd ook de conciërge gedwongen in de kleverige teamstructuur die als een web over onderwijsland is gevallen. De conciërge werkt binnen het team onderwijsondersteunend personeel, het OOP – een verzamelnaam voor alle schoolmedewerkers die niet docent of directielid zijn. Het is een groep die de afgelopen jaren onafgebroken gegroeid is. Conciërges zitten in dezelfde vergadering als de mensen van de administratie, de roostermaker, de amanuensissen, de man van het kopieerhok, de klusjesmannen, de kantinejuffrouw en de klassen- en onderwijsassistenten.

Het OOP dus. Overigens, een veel gezelliger team dan de docententeams. Ze praten in pauzes over van alles en nog wat. Docenten praten het liefst over werk.

Enfin.

Mijn hoop is nu dat de conciërges tijdens die teamvergaderingen zich nu en dan afsluiten van het geouwehoer over vieze theekopjes, de evaluatie van de ouderavond of de aanschaf van een nieuw kopieerapparaat. En dat ze dan in hun hoofd de klassen langslopen. Of ze iedereen wel kennen. Wie er allemaal te laat was. En waarom. En of er nog een dakgoot gerepareerd moet worden. Of tafels gesjouwd.
Anders, ben ik bang, zien ze straks door de sleutels de bos niet meer.