dinsdag 5 april 2016

Piemels op tafels

Inmiddels heb ik geleerd dat je eerst boosheid moet spelen, voordat de echte woede een waas voor je ogen tovert. Nog maar net voor de klas, beheerste ik dat allerminst: ik reageerde meestal nogal impulsief. Toen ik in het werkboek van een derdeklasser een hakenkruis ontdekte, bedacht ik me niet. Ik pakte het boek en wierp het ongenadig hard tegen de achterwand van het lokaal: de doffe knal werd gevolgd door een tirade van weet je wel en hoe kun je en je moest eens beseffen en van dit en van dat. De klas leek onder de indruk, want niemand zei nog iets.

​Nog steeds ontdek ik af en toe een hakenkruis in een schrift, op een tafel of op de muur. Meestal zijn ze haastig getekend, in de helft van de gevallen ook nog eens linksom draaiend in plaats van rechtsom. Het onderwijs ondersteunend personeel heeft er een taak aan. Toen vorig jaar een conciërge afscheid nam, werd hij bedankt voor zijn inzet. Specifiek werd tussen neus en lippen door het verwijderen van de hakenkruizen van tafels genoemd. Dat verdiende een pluim! Ik mompelde: en de piemels dan?

​Want ook eenvoudig getekend en o zo ongehoorzaam zijn de piemels op tafels. Zonder uitzondering haastig getekend met als resultaat piemels in alle soorten en maten. Mét ballen, zonder ballen, met of zonder haar. Als je ze opspoort vind je ze overal: op stoelen, muren, in de toiletten, op posters. Slechts zelden nadert de tekening een realistische weergave. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het getekend is terwijl de kunstenaar onschuldig naar de docent knikte die de wortels en breuken uitlegde.

​Piemels en hakenkruizen. Appels en peren, maar je hebt ze liever niet op tafel. De bedoelingen zijn evenwel niet kwaad. Ok, het zijn wel pubers met piemelzorgen, maar het zijn geen jonge neonazi’s natuurlijk. Het is in beide gevallen een simpele manier om rebels te doen en het is de taak van de docenten uit te leggen dat het stompzinnig is. Vooral de hakenkruizen. Die zijn heel dom. Kappen daarmee. En piemels, ach, alleen bij meneer De Vries van Nederlands dan.

Toen ik onlangs in VWO6 mijn fascinatie voor de schoolbankkunst voorlegde, maar uit professionele overwegingen het tegelijk afkeurde, herinnerde ik mij het voorval van het hakenkruis in het werkboek van de derdeklasser. Ik vertelde hoe ik het boek tegen de muur gooide, hoe de klas stil werd en… Toen ineens besefte ik dat we drie jaar verder waren en dat de bewuste jongen, nu een lange jongvolwassene, rechts vooraan in het lokaal zat. Hij keek me aan. ‘Weet je het nog?’, vroeg ik. Hij richtte zijn ogen op zijn tafel en knikte beschaamd. Hij wist het nog.