Ik was er bij
hoor. In Utrecht. Niet vanwege die ene zomerweek. Nee, het onderwijs
heeft gewoon een schop onder de kont nodig, in plaats van een schop
in het gezicht. Daarom ging ik.
In de trein dus.
Met een treinkaartje van de onderwijsbond in de hand richting
Utrecht. Spannend hoor. Ik zag veel brillen en truien in de coupé.
En rugzakken, hoog op de rug gedragen. Voor de azuurbodes en
broodtrommels natuurlijk, die rugzak, en voor de zure appels en
mueslirepen. Veel wallen ook, onder de ogen. Want ze hebben het druk,
de docenten.
Het is eenvoudig.
We geven 175 lesuren meer dan het Europese gemiddelde, maar we werken
maar ongeveer 50 uur meer. Dat kan twee dingen betekenen: of we
steken heel veel vrije tijd in voorbereiding en nakijkwerk, óf we
komen daar niet aan toe. Ik werk vier dagen. Op mijn vrije dag bereid
ik voor en kijk ik na. Dat doe ik overigens ook steevast op
zondagmiddag, vrijwel elke middag, sommige avonden en af en toe ook
op zaterdag. Maar dan liggen er altijd nóg wel een aantal mappen vol
toetsen. Die doe ik in de vakantie. Nakijken moet altijd, maar zou ik
over vijf jaar, als mij de wallen over straat slepen, nog steeds de
moeite nemen mooie lessen te bakken?
De minister sluit
politieke compromissen over de rug van onderwijsland. Ze noemt de
staking daarna onverantwoord. En ze zegt vervolgens doodleuk dat de
gestaakte uren ingehaald moeten worden. Ze slaat drie keer de plank
mis.
Tegen de adviezen
van commissie-Cornielje in, ondanks de protesten van docenten én
leerlingen, maar dankzij politieke handjeklap kwam er tóch in de
nieuwe onderwijswet te staan dat 1040 uur de norm was. Maar extra
geld is er niet. Dus hoe gaan scholen dat organiseren? Straks tellen
ze de uren die een klas in het trappenhuis doorbrengt ook mee. Dát
is onverantwoord. Staken niet. Staken is een goed recht.
En de gestaakte
uren inhalen? Briljant! Dan hebben we niet gestaakt. Inderdaad.
Dat
aob-bestuurslid Marten Kircz op de stakingsdag de minister in een
radio-interview intellectueel onvermogen verweet, was misschien niet
netjes. Zeg nou zelf, als je via de mavo en verpleegkunde-A en zonder
onderwijseelt het tot minister van Onderwijs weet te schoppen, dan
ben je toch een slimmerik. Zo zie je: een politieke loopbaan kan
simpelweg een carrièrekeuze zijn. Als je het spel handig speelt kun
je zomaar de eindverantwoordelijke van Project Toekomst worden.
Het onderwijs moet
beter. Dat wil de minister ook. Dat wil iedereen. Maar kom op, maak
dan in elk geval een gebaar in die richting. Doe wat aan de
salarissen – dan trek je hoog opgeleide docenten. Giet
gootsteenontstopper in de harige managementput en blijf toch bij de
originele 1000-urennorm, dan schep je meer tijd voor kwaliteit en
voorkom je ophokuren. Kijk naar Finland: daar is 780 de norm, maar
het land staat steevast bovenaan in de kwaliteitslijstjes. Het is
niet: hoe meer, hoe beter.
Als lesgeven je
passie is, bestaat er niets mooiers. Maar je komt van een koude
kermis thuis als er niet genoeg stoelen voor de leerlingen zijn,
omdat ze met teveel zijn. Als je vijfentwintig uur in de week
lesgeeft aan dat vuurpeloton energydrink-pubers, dan ben je aan het
eind van de dag gewoon bekaf.
In de jaarbeurs
was zag het zwart van eensgezindheid. De onderwijsbond had mutsen en
sjaals meegebracht. Er waren spandoeken. Ergens in het midden kon ik
me registreren en mijn retourticket ontvangen. Ik bleef één
ophokuur, toen nam ik de trein terug. Thuis wachtten nog zes mappen
met nakijkwerk.
(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 07-02-12)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten