“Ik
denk soms heel lang na over grote verbanden”, zei de leerling. “Ik
weet niet of meer leerlingen dat doen. Weet u dat?” Ik antwoordde
hem dat volgens mij de meeste van de andere leerlingen snel afgeleid
werden door hun klasgenoten, hun telefoon en computer, of dat ze zich
verloren in oppervlakkige balorigheid. Bovendien, ze voelden daartoe
ook niet die sterke drang die hij voelde. Ik zei hem dat hij hierin
toch best bijzonder was.
Hij
wijkt af van de rest van de klas omdat hij PDD-NOS heeft. Andere
leerlingen wijken af, omdat ze rood haar hebben. Of omdat ze heel
goed zijn in voetbal. Of geboren zijn in een ver land. Of gescheiden
ouders hebben. Maar PDD-NOS is een afwijking die opgenomen staat in
de DSM, de Diagnostic
and Statistic Manual of Mental Disorders,
dat dikke Amerikaanse boek waarin ook ‘afwijkingen’ als het
Syndroom van Asperger en ADHD zijn opgenomen en dat dit jaar zijn
vijfde update beleefde. In het speciaal onderwijs is mijn leerling
een zogenaamde cluster-4-leerling: in dit geval iemand met een
autismespectrumstoornis.
Wat
afwijkingen betreft geldt overigens altijd: als de meerderheid het
heeft, is het geen afwijking of ‘stoornis’, en dus krijgt het
geen stempel. Waarom worden mensen die zich met een torenhoge
hypotheek in de schulden steken niet voor gek verklaard?
Het
aantal zorgleerlingen in onze bovenbouw is nu nog op de vingers van
één hand te tellen, maar per 1 augustus 2014 zal dat veranderen.
Vanaf dan zullen reguliere scholen binnen een samenwerkingsverband
met andere scholen ‘bijzondere’ leerlingen een passende
onderwijsplek moeten geven. Het zogenaamde ‘rugzakje’, een
leerlinggebonden som geld, komt te vervallen. De samenwerkende koepel
krijgt een budget dat ze naar eigen inzicht verstandig moeten
besteden.
Hipste
rugzak op school anno 2013 is van het Engelse merk Eastpak.
Soms hebben leerlingen de bovenste twee dwarsstreepjes van de E
donkergekleurd, zodat er ‘Lastpak’ staat: dat is vast dat
rugzakje van die zorgleerlingen, vermoed ik.
Vanaf
volgend jaar wordt veel van ons docenten verwacht: wij spelen binnen
deze verandering een centrale rol, omdat wij de kinderen dagelijks
begeleiden.
Daarop
moeten we worden voorbereid, want inderdaad, ik heb het nog niet
helemaal onder de knie. Toen ik na het gesprek afscheid nam van de
leerling zei ik met ironische ondertoon: ‘Ik moet nu echt weg,
ik heb een vergadering en dat vind ik toch zo ontzéttend leuk,
vergaderen!’. ‘Oh ja?’, was zijn antwoord in alle ernst, ‘u
vindt vergaderen leuk?’
Mijn
school neemt de toekomstige ontwikkelingen van het Passend Onderwijs
heel serieus. Daarom werden alle docenten al in de eerste schoolweek
bijeengeroepen voor een presentatie over zorgleerlingen in het
algemeen, maar die op onze school in het bijzonder. Ik keek om me
heen: ik wist zeker dat als mijn collega’s in de huidige tijd groot
waren geworden, er een aantal van een stempel zou zijn voorzien. Niet
iedereen kon de aandacht er bij houden.
We
kregen karakterschetsen van de leerlingen die veel overeenkomsten
vertoonden, maar ook individuele verschillen. Ons werden eenvoudige
handreikingen gegeven hoe we zouden kunnen reageren in bepaalde
situaties. Docenten moeten bijvoorbeeld altijd duidelijk en eenduidig
zijn in instructies, moeten emotioneel neutraal in hun benadering
zijn en moeten heldere afspraken maken. Dat was gelukkig een
duidelijke instructie.
Maar
wat vooral bleek, is dat de ene zorgleerling de andere niet is en dat
we vooral hun kwaliteiten aan moeten spreken.
De
bijzondere leerling liet me zijn hobby’s raden aan de hand van twee
data uit de vaderlandse geschiedenis: “10 juli 1584 en 20 september
1839”. De moord op Willem van Oranje herkende ik gelijk, de aanleg
van de eerste Nederlandse spoorlijn iets later. Zijn hobby’s?
Binnenlandse politiek en treinen. Geweldig.
(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 05-09-2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten