dinsdag 6 oktober 2009

‘Ik heb ADHD en dus ben ik druk’

Kortgeleden maande ik een tweedeklasser tijdens mijn uitleg tot stilte, maar het meisje protesteerde heftig. ‘Maar meneer, ik heb ADHD en dus bén ik druk. Daar kan ik niets aan doen!’ Ik heb haar uitgelegd dat ze, net als iedereen, gewoon haar mond moet houden als ik iets uitleg. Ze sputterde nog even tegen, maar ging akkoord.

Vroeger was dit gewoon ‘een druk kind’, maar tegenwoordig plakken we er een naamkaartje op. Resultaat: de leerling legitimeert wangedrag met een professioneel gediagnosticeerde afwijking. Erg handig, zo’n stempel. Ik herinner mij een telefoongesprek met een moeder. Nadat bij haar kind ADHD was vastgesteld, had zij zich ook laten onderzoeken en ja hoor, u raadt het al meneer, ook ADHD. Nou, dat verklaarde dan mooi waarom het thuis allemaal niet zo soepel liep.

In het onderwijs hangt aan steeds meer leerlingen een label, zodat we daar allemaal fijn rekening mee kunnen houden. Niet dat er tegenwoordig meer zorgleerlingen zijn dan vroeger. Zeker niet! Waar een leerling vroeger gewoon ‘niet zo goed in taal‘ was, heeft hij nu ‘dyslexie’ op het voorhoofd staan, een aandoening die de dyslecticus zelf niet eens kan schrijven! Iemand die vroeger ‘een beetje vreemd’ was, heeft nu een PDD-NOS-label in het oor hangen. Wat een vreemde naam, PDD-NOS. Echt iets voor een vreemd kind, niet waar? Wat betekent die afkorting eigenlijk? Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified. Meent u dat nou? Het is dus nu officieel een vreemd kind? Dat is wel zo prettig om te weten. Dat het officieel is, bedoel ik.

Natuurlijk, zorgleerlingen verdienen speciale aandacht. Ouders en scholen stellen alles in het werk om hen zo goed mogelijk te helpen. Zo is er de rugzakleerling die stapeltjes bankbiljetten voor bijvoorbeeld ambulante begeleiding in zijn knapzak meetorst. Verder krijgen dyslectici en discalculici (zij die moeite met getallen hebben) toetsen op reuzenformaat en extra tijd om de toets te maken. Docenten worden bovendien steevast goed ingelicht over de kinderen, zodat ze niet vreemd opkijken als een leerling plotseling door het lokaal stuitert. Deze bijzondere aandacht is terecht, maar of die extra poen altijd het gewenste resultaat oplevert, vraag ik mij af.

Het bestempelen van een groep leidt tot vooroordelen. Aha, zij heeft ADHD, dus is ze druk en snel afgeleid. Deze drogredenering werkt inderdaad ook andersom, zoals bij de tweedeklasser van zonet: maar meneer, zo bén ik nu eenmaal! Achter een stempel is het goed schuilen. Daarom prijkt op het toetspapier van de dyslecticus de hoofdletter D (jawel, van dyslexie), zeggende: ik kan nu eenmaal niet schrijven, dus wilt u mijn spelfouten door de vingers zien?

Uiteindelijk mankeert elk kind wel iets. Zijn de ouders niet gescheiden, dan is er wel sprake van een bruine pleister-allergie. Is er geen faalangst, dan is er wel een ziek huisdier. Maar een etiket leidt tot vooroordelen, wordt aangewend als excuus en werkt zonder twijfel door in het hoofd. Als iemand dik genoemd wordt, gaat dat tussen de oren spelen. Als iemand zegt dat ik er bleekjes uitzie, dan voel ik me terstond misselijk. Waarom zou dat anders zijn als iemand het label ADHD opgeplakt krijgt? Maar meneer, zo bén ik dus! Officiéél!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten