dinsdag 3 april 2012

De glimlach van een kind

In weerwil van mijn verwoede pogingen het lerarenambacht uit het slijk te trekken, mijn tour of duty de docent weer aanzien en status te geven ten spijt, nog telkens hoor ik leerlingen zeggen: “Ik word écht geen leraar. Never nooit niet dus!” Dat dacht ik zelf vroeger ook. Als je je diploma hebt ingelijst en je boeken ritueel verbrand, is de middelbare school wel de laatste plek waar je wilt werken: geen aanzien en te weinig loon. En oh ja, het is op school.

Volgens een recent onderzoek van het Nibud, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, zijn jongeren ontzettend optimistisch over hun economische toekomst. Té optimistisch, als je het instituut mag geloven. Twee derde van de jongeren van 12 tot en met 24 jaar denkt sowieso een goede baan te zullen krijgen. Meer dan de helft is er van overtuigd meer te gaan verdienen dan de ouders – een netto maandsalaris van 3000 of zelfs 4000 euro vinden zij niet onrealistisch. Blijkbaar hebben ze nog niet kennisgemaakt met Jan Modaal. Hij verdient nog niet de helft van het door Jan Optimist verwachte inkomen.

Moeten we de kinderen hun valse hoop uit het hoofd praten? Moeten we ze wekken en zeggen dat ze niet met een glimlach om de mond mogen dromen? Nee, nergens voor nodig – ze lopen er vanzelf tegenaan. 'Ervaring is wat je krijgt als je niet kreeg wat je wilde', hoorde ik onlangs. Laat dat dan de meerwaarde van dromen zijn.
           
Het optimisme past bij de wereld waarin de jongeren leven. Anno 2012 claimt jan en alleman zijn moment van roem. De in 1968 door Andy Warhol voorspelde '15 minutes of fame' voor de massa lagen nooit eerder zo voor het grijpen als nu.
           
Ik zag gisteren op YouTube iemand 155 T-shirts over elkaar heen aantrekken – ik bedoel maar. Iemand anders had zes jaar lang elke dag een foto van zichzelf genomen en al die kiekjes achterelkaar gezet. Beide filmpjes zijn inmiddels miljoenen keren bekeken. YouTube-roem is slechts één cameraklik van ons verwijderd.
           
En dan de televisieroem! Dat summum van het illusionaire succes, de talentenjachten! Tienduizenden kinderen wilden idool worden. Een enkeling kwam bovendrijven. Een ervaring rijker? Nee, vooral een illusie armer. Ik geef toe, veel talent hoor – nou, nou, zo, zo – maar vooral veel kinderen die in dit geval wél tegen zichzelf in bescherming genomen hadden moeten worden. Maar het behoeft geen verbazing dat kinderen tegenwoordig een rotsvast geloof in de maakbaarheid van hun leven hebben.
           
Opmerkelijk is wel dat het Nibud-onderzoek ook laat zien dat de jongeren zich bewust zijn van de economische crisis. De helft zegt van 2012 niet veel goeds te verwachten – ze zeggen zelfs bedachtzamer met hun geld om te gaan. Het optimisme laat zich dus niet verklaren door hun onwetendheid omtrent de financiële actualiteit.
           
Vraag de mediterrane jeugd eens hoe ze tegen de toekomst aankijken – dan hoor je vast andere verhalen. Het uiterste noordwesten van het continent is momenteel niet de hoek waar de klappen vallen, zoveel is duidelijk.
           
Dromen behoort de jongeren toe. Later, als ze een discutabel hbo-diploma op zak hebben, of misschien academisch geschoold zijn en solliciteren op werk onder hun niveau, maar de juiste papieren of ervaring missen, later, als blijkt dat de opleiding toerisme of journalistiek wel een erg grote vijver is, ja later, als de blauwe enveloppen op de mat vallen en de eindjes maar moeilijk aaneengeknoopt kunnen worden, dan worden dromen vanzelf realistischer.
           
Tot die tijd, zeg ik, kan grenzeloos optimisme geen kwaad. Vertrouwen is één van de pijlers van een gezonde economie. En dromen, dat moet je altijd blijven doen. 

(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 21-02-12) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten