dinsdag 4 maart 2014

Glasnost / Geschiedenis van alledaagse dingen / Van Kleitablet tot Tablet

Klik hier voor een opname van mijn zesde bijdrage aan het radioprogramma Glasnost. Of kijk hier en ontdek wat het geweldige programma nog meer te bieden heeft. 

Je kan mijn column ook meelezen:


Van kleitablet tot tablet: de geschiedenis van het geschreven woord 

Een van de allereerste Soemerische schrijftekens lijkt op een aspirine. Het is een kleien handelsfiche, voorzien van een ingekerfd plusteken. De aspirine vertegenwoordigde één schaap.

Zulke kleine fiches werden bewaard in een dichtgebakken, ronde envelop van klei, de bulla. Op de buitenkant van de klei-envelop werden, om twijfel voorkomen, symbolen van de inhoud geschreven. Juist. Zie daar: schrijftekens. Dat gedoe met de kleifiches en de envelop bleek stompzinnig. Waarom niet gewoon een cirkel met een plusje schrijven als je schaap bedoelde? De homo sapiens had een ontiegelijk lange tijd zonder schrift gekund, maar aldus werd ongeveer 5000 jaar geleden het schrift geboren. De Soemeriers schreven hun spijkerschrift met rietstengels op kleitabletten.

Wie las dat schrift? Priesters en administrateurs. Handelaren waarschijnlijk. Dat deden ze meestal luidop. Vermoedelijk werd er heel lang alleen maar luidop gelezen. Alexander de Grote las een brief in stilte. Een brief van zijn moeder. Toen een vriend over zijn schouder mee ging lezen, legde Alexander zijn ring op de lippen van de vriend om de vertrouwelijkheid van de brief te benadrukken. Alexander was ook filosoof.

De Egyptenaren en de bewoners van de Indus-vallei namen het schrift van de Soemeriërs over en gaven er een kekke draai aan. Zo werd klei papyrus. Spijkerschrift werd hiërogliefenschrift. Geheel op zichzelf ontstond het schrift ook in China en in Midden-Amerika. Trouwens, omdat het eerste schrift ontstond in samenlevingen waarin de graanproductie centraal stond – gaan veel oude teksten over bier. Vooral over uitbetaling in bier. Het waren mooie tijden, die van het vroege schrift.

De slimme Egyptenaren ontwikkelden binnen hun schrift een systeem van 24 symbolen die enkele lettergrepen weergaven. Dit systeem werd overgenomen en veranderd in de Sinaï en daarna weer getransporteerd naar Fenicië. Verwarrend inderdaad, maar eenvoudigweg kunnen we zeggen dat zowel het Hebreeuws, het Arabisch en het Grieks – dus ook het Cyrillische en het Latijnse alfabet –  afgeleid zijn van dit Fenicische schrift.

Zie daar, het alfabet. Alef en Beth. Os en huis, in het Fenicisch. Toen de Grieken de letters overnamen, verviel die betekenis. De Grieken voegden als eersten klinkers toe en gingen van links naar rechts schrijven. Daarna gingen de Romeinen er mee aan de haal. Hun Latijnse alfabet, eerst nog zonder de J, V en W, vormt de basis van eigenlijk alle westerse talen. Ook Kelten en Germanen gingen hun talen schrijven in het Latijn, in plaats van bijvoorbeeld in Runen.

Het Latijn was ook de taal van de Middeleeuwen. Schrijven was monnikenwerk. Buiten de kerk heerste analfabetisme. Zelfs Karel de Grote – die het schrijven enorm stimuleerde – was zelf ongeletterd. Een handtekening zette hij wel, maar onzeker als een kind dat z’n eerste woordjes schrijft.

Ach, en toen… Toen drukte de Duitser Johannes Gutenberg halverwege de 15e eeuw met losse letters een Bijbel. Europa werd geletterd. Humanisten schreven dat het een lieve lust was. Mensen verdwaalden in verhalen. Men sloot zich op met een boek. Men huilde bij een gedicht. Deed ontboezemingen in dagboeken. Las nieuws in kranten. Quatsch in roddelbaden. En toen: computers. E-readers. Tablets. En internet. Publiceren werd van iedereen – het computerscherm een eindeloos kleitablet.

De les: elke keer als je een aspirine neemt, denk dan even aan de Soemeriers, die ook graag bier dronken en met een soortgelijk tabletje een schaap kochten en zo het schrift uitvonden.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten