donderdag 16 september 2010

De poes is in de tuin

De eerste schoolweken zijn altijd hectisch, maar dit jaar duizelt het me als nooit tevoren. Ik behandel de Renaissance met de tweede klassen, de prehistorie en oude beschavingen met de vierde klassen en de Nederlandse parlementaire geschiedenis met de examenklassen. Ik geef les aan havo, vwo en gymnasium, ben bezig met een vakoverstijgend project, probeer namen te onthouden en een sectie voor te zitten. Tussendoor saus ik muren en plafonds, ruzie ik met mijn vrouw, schilder ik kastjes en pak ik dozen in en uit. Terwijl ik gisteren met mijn schoonmoeder voor de veertiende keer telefonisch overleg voerde over de gordijnen, reed ik pardoes de verhuiswagen tegen een viaduct dat ik verkeerd inschatte. Het jaar begint fraai.

Mijn vrouw en ik zijn verhuisd naar een woning nabij het plantsoen. Het is een schippershuis uit het einde van de negentiende eeuw. We kochten het van een eloquente dame die er 23 jaar had gewoond. Ze had de woning eind jaren tachtig betrokken toen ze vijftig was en nog klassieke talen doceerde aan een gymnasium.

Ik bezocht de woning voor het eerst zo’n drie maanden geleden. Het huis stond vol met boeken, rook naar katten en ademde de klassieken. De dame en ik spraken elkaar kort. Ze plande een reis naar Italië op haar laptop. Ze was duidelijk bij de pinken. Haar kat heette Hannibal. ‘Toch niet de Carthaagse generaal Hannibal, de schrik van Rome?’, vroeg ik haar. Ze lachtte: ‘Ik ben bang van wel…’.

Enige tijd terug liet ik haar naam vallen in de personeelskamer. Mijn collega van Latijn keek op. Mevrouw van Assendelft zei je? M. van Assendelft? De kiene dame bleek de schrijfster te zijn van Via Nova, misschien wel het meest gebruikte lesboek voor het schoolvak Latijn.
Iedereen die als leerling gewerkt heeft met Via Nova herinnert zich nog de avonturen van de tweeling Marcus en Lucius Flavus. Ecce, Lucius Claudius Flavus. Flavus est pater. Pater in tablino sedet, zo luiden de eerste zinnen van het boek: Kijk, daar heb je Lucius Claudius Flavus. Flavus is vader. Vader zit in het werkvertrek.

Mevrouw van Assendelft schreef het boek in wat vroeger haar en thans mijn werkvertrek is. Dat is een inspirerende gedachte. Ze schreef die eerste zin en de volgende misschien wel daar waar ik nu zit. Natuurlijk, ze sliep net zo goed in de kamer die nu onze slaapkamer is, ze kookte in de keuken waar wij nu ook ons eten bereiden, liep over dezelfde eikenhouten vloer en warmde zich in de winter aan dezelfde haard – maar het idee dat ze met hetzelfde uitzicht, met dezelfde achtergrondgeluiden, hetzelfde licht, tussen dezelfde muren en onder hetzelfde plafond gewerkt heeft aan een lesmethode voor middelbare scholieren, dáár word ik warm van.

En niet alleen dat, ze heeft bovendien honderden, misschien wel duizenden lessen voorbereid in dat kleine vertrek. Noem me gevoelig, maar ik geloof dat ik van dat verleden ga profiteren. Die werklustige, intellectuele vibe is niet meer uit die kamer weg te sausen, hoe hard mijn moeder het ook heeft geprobeerd.

De werkkamer kijkt uit op een kleine achtertuin die omringd wordt door schuttingen. Feles in horto est, schreef mevrouw van Assendelft aan haar bureau: de poes is in de tuin. Maar Hannibal is verhuisd. En wij hebben besloten geen poes te nemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten