dinsdag 23 november 2010

Leuters, gleuven en bloemkolen

Ik tref twee meisjes op de verlaten vrijdagmiddaggang. Eén heeft zichtbaar gehuild. Ik vraag wat er aan de hand is. ‘Vertel jij het maar’, zegt het meisje met de rode wangen. ‘Hij heeft haar misbruikt, meneer’, zegt de vriendin. Ik denk: misbruikt? Nou, nou. Het slachtoffer begint weer te huilen. ‘Ik dacht dat het serieus was, maar het ging hem alleen maar om zijn behoeftes’, snottert ze door haar beugel. Ik denk: zijn behoeftes. Poe, poe. Misbruikt en behoeftes: een serieuze zaak.

Dader: jongen uit havo 4. Slachtoffer: meisje uit klas 2. Hij zocht geen diepgaande relatie, zij dacht dat het iets speciaals was. Hij had alleen maar zin om te tongen. Ogen dicht en bekvechten – de behoeftes van een zestienjarige knul. En zij? Zij is een klein meisje met een beugel. Enfin.

De havopummel heeft haar dus misbruikt, maar dat niet alleen. Hij heeft haar ook nog eens belachelijk gemaakt. De vriendin van het huilmeisje vertelt dat de jongen ten overstaan van klasgenoten maar al te stoer vertelde dat hij klaar met haar was. Uitgetongd. Uitgebekt. Uitgelebberd. Hij had de lachers op zijn hand en zij stond te kijk. De vriendin is even stil en zegt dan: ‘Ik sla him op ‘e bek. Echt wier’. Fantastisch.

Ik herinner mij dat ik ooit op diezelfde leeftijd drie keer had gezoend met een meisje en daarna doodleuk beweerde dat dat ‘gewoon toeval’ was. Ik gewetenloze zak. Zij in tranen.
Pubers zijn non-stop bezig met relaties en hun plek daarbinnen. Ze delen het leven met vaders en moeders, met broers en zussen, met vriendjes en vriendinnetjes, met klasgenoten en docenten. En geen enkele relatie is dezelfde.

Om leerlingen daarin te onderwijzen en de gelegenheid te geven daarover te praten, is op onze school ooit het Project Relaties gestart, waarbij vierdeklassers hun verhoudingen met anderen tegen het licht houden. Het komt altijd tot mooie groepsgesprekken, de sfeer is intiem maar gezellig en doorgaans zijn leerlingen heel open over hun relationele besognes. Als ik ze vraag welk gedoe ze met hun ouders hebben, dan staat het bord binnen vijf minuten vol probleemsituaties en geopperde tactieken. Als we hun relatie met docenten bespreken, dan valt mijn mond soms open. Zo eerlijk zijn ze. Als ik vraag wie wel eens condooms heeft gekocht, dan is er soms wel iemand die zijn of haar rubberavontuur wil delen.

Of het nou ruzie met de ouders, een druiper of homoseksualiteit is: leerlingen moeten weten dat alles bespreekbaar is. Dáárom is het project zo goed.

Eén van de hoogtepunten van afgelopen project was het penis-vagina-borsten-coïtus-synoniemenspel – om het praten erover te vereenvoudigen. In een poging de groep in een lokaal verderop het nakijken te geven, schreven we een indrukwekkende lijst synoniemen op het bord. De groep was op dreef. Jongeheer, paal, potlood, banaan, vlaggenstok en slurf zijn slechts een wilde greep uit de enorme penislijst. En wat te denken van poes, vagijn, pinautomaat, kier en flamoes als synoniem voor het vrouwelijk geslachtsdeel? Een conciërge die koffie bracht fluisterde mij later met een grote grijns toe: ik wilde het niet zeggen waar de kinderen bij waren, maar ken je deze al? Lustoord voor stijfkoppigen?

Omdat ik vind dat projecten op school ook uit moeten stralen naar de leerlingen en docenten die er níet bij betrokken zijn, veegde ik de lijst met leuters, gleuven en bloemkolen niet uit, maar bedekte die met de zijpanelen van het bord. De collega die de volgende ochtend het bord zou openklappen moest wel blijverrast zijn: zo’n voortreffelijke lijst – dat nodigt uit tot een goed klassengesprek. Ik wacht nog op het bedankbriefje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten