zaterdag 3 december 2011

Roe noch koe van afgebladderde stadsduif


Als een kind niet een buizerd van een kiekendief kan onderscheiden, niet een eik van een berk, of een kikker van een pad, moeten we ons dan zorgen maken? Er zijn mensen die denken van wel. Volgens die mensen zouden teveel kinderen lijden aan een ‘natuurtekortstoornis’. Vorig jaar verscheen het boek ‘Last Child In The Woods’ van de Amerikaanse auteur Richard Louv waarin een kleine knul uit San Diego zegt: ‘Ik speel liever binnen, want daar zitten de stopcontacten.’ Belachelijk natuurlijk. Met een beetje laptop of smartphone kun je de hele dag de natuur in.

Twee weken geleden sprak ook Jelle de Jong, directeur van IVN, de vereniging voor natuur- en milieueducatie, in dagblad Trouw zijn zorg uit. Het natuurtekort leidt bij kinderen tot ADHD, depressies, obesitas en concentratieproblemen, schrijft hij. Meer dan de helft van de Nederlandse kinderen woont in de stad. Met hun spelcomputer. En hun smartphone. Het enige groen is de plantenbak die aan de reling van het kleine balkon vijf hoog achter hangt. De enige vogel is een afgebladderde stadsduif die roe noch koe kan zeggen, die leeft op een patat- en frikandeldieet en die daarmee het balkon onder schijt. Maar de kinderen kunnen wél goed spellen, schampert De Jong. Hij beseft niet dat hij daarmee toch klinkt als een optimist.

Jelle de Jong ziet een taak voor scholen. Ik doe mijn best. Regelmatig onderbreek ik mijn les om te wijzen op het gevogelte dat langs het lokaal wappert. Ik leer ze het melancholische lied van de merel en de felle rollers van het winterkoninkje te onderscheiden. Ik tover fragmenten van de geweldige serie ‘The Life of Birds’ van Sir David Attenborough op het scherm. Over de liervogel die het geluid van een kettingzaag imiteert, of de prieelvogel die een baltsplaats als een sprookjeskasteel bouwt. En ik geef geschiedenis.

Ik besef, het is niet afdoende. De kinderen zouden weer dat Kameleon-elan moeten krijgen. Die Hielke-en-Sietse-geestdrift van een gezonde blos op de wangen en van mam smeerde zes boterhammen met spek voor de jongens en hup, daar gingen de donderjagers het water op! Er zijn vast nog kinderen die de weilanden in trekken, op zoek naar avontuur. Maar de trend is nu eenmaal dat kinderen liever online avontuur zoeken. Dáárin vluchten ze: in Windows in plaats van in een weiland; ze consumeren Apple in plaats van appels die ze stiekem stelen uit de boomgaard. Zijn er nog kinderen die enthousiast worden van de geur van gier? Zijn er nog kinderen die de sensatie herkennen van een vollopende laars, omdat opeens blijkt dat er een gat in de hak zit?

Als het gaat om maatschappelijke problematiek zien mensen niet zelden ‘een taak voor het onderwijs’, maar zoals vaak vormen de eisen die gesteld worden door de inspectie een praktisch bezwaar. Er is immers nauwelijks tijd om naar buiten te gaan met leerlingen. Onderwijs is altijd een kwestie van prioriteiten stellen. Als je vindt dat kinderen beter moeten leren schrijven en rekenen, dan blijft er minder tijd over voor biologie.

Afgelopen vrijdag gaf ik het zevende uur les aan een VWO 6 groep die geen pap meer kon zeggen. Buiten scheen de zon en tussen de verkleurende herfstbladeren van de bomen naast school ontwaarde ik een ekster. Nadat ik mijn, uhum, jawel, mijn smartphone op de computerspeakers had aangesloten en die voor het open raam hield, liet ik het digitale geluid van de vogelsoort horen. Vanuit het groen kwam de ekster, gelokt door het geluid, aanvliegen, steeds dichterbij, totdat de vogel op enkele meters van het lokaal zat en zich prachtig liet zien. De leerlingen zwegen en keken. Het was het hoogtepunt van de les.  

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 18-10-11)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten