zondag 6 mei 2012

Houdbaarheidsdatum


Hoewel inmiddels al meer dan 60 jaar achter de rug, is de Tweede Wereldoorlog nog springlevend. Onder het motto 'opdat wij niet vergeten' wordt die donkerste periode van de contemporaine geschiedenis telkens en opnieuw gereanimeerd door publicaties, verfilmingen en in het onderwijs. Centraal moment is de vierde dag van mei; eens in het jaar staan we twee minuten stil bij hen die stierven in het gevecht, in de kampen, bij de bombardementen. Ik geloof dat zo'n centrale dodenherdenking een houdbaarheidsdatum heeft. Jongeren zouden een genuanceerder beeld van vrijheid ontwikkelen, als ze vaker met meer recentere geschiedenis in aanraking zouden komen.

Waar in schoolboeken de recente geschiedenis van Srebrenica, de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh slechts in enkele regels of alinea's geschetst wordt, is aan de Tweede Wereldoorlog doorgaans een volledig hoofdstuk, soms zelfs een compleet boek gewijd. Subsidie genoeg voor de Tweede Wereldoorlog, honderden educatieve websites zijn gewijd aan de verschrikkingen van de Holocaust, Anne Frank heeft sinds kort zelfs haar eigen iPhone-applicatie. In mijn geschiedenisles vragen leerlingen geregeld of en wanneer we de Tweede Wereldoorlog gaan behandelen, want inderdaad, ze zien het als een spannend jongensboek. Niet vreemd: dat karakter hebben de oorlogsdocumentaires op National Geographic ook meestal.

Uit onderzoek blijkt echter dat jongeren onder de 25, eenmaal van school, de feiten niet meer helemaal helder hebben. Ze herinneren zich nog wel dat er miljoenen joden omkwamen en dat Hitler de boosdoener was, maar ze denken ook dat de Jodenvervolging de eigenlijke oorzaak van de oorlog was. Ze weten er gewoonweg niet veel meer van. En toch zadelen we ze op met een jaarlijkse dodenherdenking. Is dat terecht? Die twee minuten, begrijpen ze daarvan nog wel de stilte? Of wordt hen die oorlog in de schoenen geschoven als een zware erfenis waar ze mee aan zijn, waar ze niets mee kunnen, behalve als spektakelstuk? En nu stil zijn! De trompet klinkt al!

De Tweede Wereldoorlog is een gruwelijke geschiedenisles die we inderdaad nooit mogen vergeten, maar de dodenherdenking is vooral een eerbetoon aan hen die de oorlog overleefden en nog in ons midden zijn. Een moment van herinnering voor de nabestaanden. Een buiging naar de oude heren en dames die met eigen ogen zagen hoe de Duitse jagers de blauwe lucht doorkruisten. Naar hen die de gevechten, de kampen en de bombardementen overleefden. Daarom is de dodenherdenking zo'n zwart-witte gebeurtenis: omdat het uit eerbied eigenlijk niet anders kan. Maar de ooggetuigen verlaten ons stilaan. En wat als ze er niet meer zijn?

Dan komt het moment dat we de nadruk moeten leggen op álle verhalen van de oorlog, op dat grijze midden. En tegelijk verleggen we dan eindelijk de aandacht op het begrip vrijheid in onze tijd. Wat gebeurde er in Joegoslavië? Wat deden Nederlandse soldaten in Afghanistan? Welke ontwikkelingen maakte de Nederlandse politiek de afgelopen tien jaar door? Hoe gaan Nederlanders en Nederlandse politici vandaag de dag om met het begrip vrijheid? We moeten ze leren nuanceren en relativeren om de problematiek van vandaag in alle redelijkheid te kunnen bediscussiëren. (On)vrijheid is hier en nu. Niet daar of toen.

Het televisieprogramma EenVandaag onderzocht hoeveel jongeren weten van Pim Fortuyn. De conclusie? Erg weinig. Als we sommige jongeren mogen geloven kwam in 2002 de extreemrechtse politicus Pim Fortuyn, partijleider van de PVV, om het leven. Zijn leus luidde: 'Niet rechts, niet links, maar recht door zee.' Hij werd vermoord door een moslim-extremist. Zie daar: de recente geschiedenis. (Voor de onnauwkeurige lezer: Fortuyn was niet extreem-rechts, noch leider van de PVV, zijn leus was 'at your service' en hij werd omgebracht door een milieuactivist).

Dit gegeven zegt genoeg. Jongeren hebben op alle mogelijke manieren toegang tot de oorlog van hun grootouders, maar kennen de politieke omstandigheden waarin zij leven nauwelijks. En ondertussen blijft van die oorlog van lang geleden slechts een ongenuanceerd zwart-wit beeld hangen.

Maar de dodenherdenking als instituut staat nauwelijks discussie toe. Dat helpt de jongeren geenszins. Vorig jaar was er het geschil omtrent een 4-mei-toespraak van de zoon van Meinoud Rost van Tonningen, de beruchte NSB'er. Hij mocht spreken, omdat hij duidelijk afstand had genomen van zijn vaders gedachtegoed. Nu is er het geweigerde scholierengedicht over de oud-oom die SS'er was en het protest tegen de herdenking van gevallen Duitse soldaten in Vorden. De wonden zijn nog te vers, zegt men, maar ik geloof dat het een kwestie van tijd is. De houdbaarheidsdatum van de dodenherdenking zoals die nu is, nadert. Daarna laten we iedereen aan het woord over toen en gaan we in discussie over hoe we hier en nu verder moeten.

(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 4-5-12) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten