vrijdag 14 juni 2013

Uitwisseling

Of het volgend jaar misschien toch iets anders georganiseerd kon worden, vroeg de moeder op de slotavond. Haar zoon en de Italiaanse gast waren elke avond de hort op gegaan en moesten ook elke avond na twaalven weer met de auto opgehaald worden. Of dat niet anders had gekund, vroeg de moeder bij het buffet.

De uitwisselingsweek had heel goed een coördinator kunnen gebruiken, maar helaas, niemand was daartoe aangesteld. Uiteraard was dus ook niemand eindverantwoordelijk voor wat er die week allemaal gebeurde. Maar dat onze leerlingen elke avond van de week hun buitenlandse gasten meesleurden naar de lokale uitbaters, daar hadden wij docenten al helemaal niets mee te maken. Dat viel buiten het programma – dat was de verantwoordelijkheid van de ouders zelf.

Dat de school op zulks aangekeken wordt, is vooral symptomatisch. Vroeger werden ouders boos op hun kind als de rapportcijfers tegenvielen – tegenwoordig richt hun woede zich op de school. De gestelde vraag is dezelfde: ‘Hoe is dit mogelijk?’, daarbij wijzend op de cijferlijst.

Is het iets van deze tijd dat leerlingen in een gewone schoolweek toegestaan wordt avond na avond aan het bier te hangen en dat ze daarna ook nog eens netjes opgehaald worden door het ouderlijke taxibedrijf? Verandert de wereld of verandert mijn kijk op de wereld? Die vraag stel ik mijzelf wel vaker.

Toen ik het voorlegde aan mijn broer en een collega, fronsten ze. Mijn broer zei: ‘Elke avond zuipen? En wat deed jij vroeger dan zelf?’ De collega wuifde mijn ergernis weg en zei: ‘Elke avond zuipen? Dat doe je toch zelf ook?’

Aan hen had ik dus niets.

Het gevolg van de vrolijke avondactiviteiten was een groep van zestig leerlingen die, naarmate de week vorderde, bleker om het gezicht werd en wier wil om overdag de handen uit de mouwen te steken gaandeweg slonk als bladgroente in kokend water. Iemand meldde zich op de laatste dag zelfs ziek – teveel gezopen de avond ervoor.  

Op de laatste dag lieten we de leerlingen voor de slotavond de presentatie van een ‘National Item’ voorbereiden. Ik was benieuwd waar de leerlingen mee op de proppen zouden komen, maar had geen hoge verwachtingen. 

Toen ik hen opzocht, vond ik de groep onderuitgezakt in een lokaal. Sommige hadden de jas aan en mompelden wat voor zich uit, andere hadden bijkans de ogen dicht en weer andere stuurden WhatsAppjes naar de buitenlandse leerlingen in de andere lokalen. In zekere zin was de uitwisseling dus geslaagd, maar de vleesgeworden apathie wekte niet de indruk dat die avond een spetterende show neergezet zou gaan worden. 

Ik informeerde naar de vorderingen. Ze waren al klaar. Het idee: vijf Nederlandstalige kroegklassiekers afspelen en daarop hossen. Gewoon, ongegeneerd met z’n allen dansen op het podium. Geen stijldansen, geen choreografie, nee, niets daarvan, gewoon, springen zonder afspraken, zoals in de kroeg en dan meezingen.

Ik probeerde er nog een intellectuele draai aan te geven, maar besloot ten langen leste dat als zij zichzelf die avond ‘on stage’ te kijk wilden zetten, dat ze dat dan maar lekker moesten doen. De lethargie had inmiddels dus ook mij in haar greep.
                 
Met toegeknepen billen zag ik ’s avonds de groep het podium op gaan, ten overstaan van de ouders die zo graag gezelschapsspelen hadden gespeeld. Guus Meeuwis klonk. André Hazes klonk. Een stevige beat. Iets met een vlieger. En maar hossen. Alsof het de vertrouwde kroeg om de hoek was.

Ondertussen dwaalde ik af, en opeens, terwijl een polonaise aan me voorbijtrok, ontspande ik. Ik keek de aula rond en besefte: het is goed. Zo zagen de ouders toch mooi wat de kinderen zoal hadden gedaan deze projectweek. Ze hadden het leven gevierd, niets meer, niets minder. Die gedachte stelde me enigszins gerust.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 02-05-2013)

                 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten