maandag 16 april 2012

Zes voor de slapjanus


De zes is een mooi getal. Een perfect getal zelfs, want zo noemt men een cijfer dat de som van zijn delers is. Zes vormt de basis van de Babylonische getallenreeks. Het hoogste aantal ogen dat je kunt gooien is zes en de zes is voldoende. Maar de zes komt maar zelden goed in het nieuws. Sterker nog: de zes is de schlemiel onder de getallen geworden.

Hadden we eerst al de zesjescultuur, de zesmincultuur en de zesjesmentaliteit, sinds kort zijn de genadezes en oprotzes er bij gekomen. Ik heb ze net toegevoegd aan mijn digitale woordenboek.

Vorige week liet de krant lezen dat één op de tien universitair docenten wel eens een zogenaamde genadezes geeft, een onverdiende voldoende. Niet alleen bij tentamens, maar ook bij afstudeerwerk wordt de hand veel over het hart gestreken. Die redt het toch wel. Ach, het gaat maar om één vak. Ik ken zijn vader. Zó, een hele doos wijn!

In Groningen wordt zelfs het begrip oprotzes gebruikt, om die zessen aan te geven waarmee je zwakke, vervelende of stinkende studenten de universiteit uit bonjourt: “De Vries? Ik heb er een zes van gemaakt. En nu oprotten!” Ook docenten hebben dus last van een zesjesmentaliteit. En niet alleen op universiteiten, maar ook op middelbare scholen. Ergerlijk is het.

Van de zesjescultuur onder scholieren en studenten heb ik overigens nooit opgekeken. Alles boven de zes is overbodige moeite, hoorde ik eens een leerling zeggen voor een volle aula, terwijl hij zijn vwo-diploma triomfantelijk in de lucht hield. Voor de meeste leerlingen is het trouwens ook helemaal niet 'master' om hoge cijfers te halen. Je bent 'baas' als je heel chill een zes weet te scoren. Nerds waren nooit cool, vet, hip of blits.

Maar nu de docenten. Ook zij kampen dus met een zesjesmentaliteit, met het grote verschil dat het nu niet om de beoordeelde, maar om de beoordelaar gaat. En dat is levensgevaarlijk. We wisten al dat sommige hogescholen diploma's als strooigoed uitdelen om financiële redenen: elke afgestudeerde levert immers geld op. De genadezes heeft evenwel een andere oorsprong. Het cijfer is op verschillende manieren voordelig voor de docent.

Elke onvoldoende heeft extra werk tot gevolg. Als de docent ingeleverd werk onvoldoende beoordeeld, dan houdt het vaak in dat er opnieuw een verslag gelezen moet worden, opnieuw een toets gemaakt en gecorrigeerd, of opnieuw een presentatie aangehoord. Een onvoldoende betekent dus een kostbare tijdsinvestering. Daarom: een zes uit gemakzucht.

Ook geldt dat door veel onvoldoendes uit te delen de niveaubewaker nogal opvalt tussen al zijn genadige collega's. Pas de normering maar aan is dan het devies, of ga beter lesgeven, want dat die ene klas nou net bij jou allemaal onvoldoendes scoort, dat ligt heus niet aan de klas. Een schitterende lijst voldoendes, daar heeft een docent geen omkijken naar, maar de docent die toeziet op kwaliteit kan zich lelijk bezeren. Tel de andere voldoendevoordelen hier bij op – leerlingen vinden de barmhartige docent geweldig, ouders bellen niet voor een verklaring – en de zes blijkt een panacee.

Duidelijk. De zes is er voor de slapjanussen. Voor de leerling die gember in de kont nodig heeft en voor de docent die zich er met een jantje-van-leiden van afmaakt – en dat ten koste van kwaliteit en niveau. Zij vinden elkaar in het midden: de docent geeft maar een zes om van het gedoe af te zijn en de leerling is al lang tevreden met die zes. Stelletje lummels. Maar ze hebben geluk: de zes is ook het cijfer dat de zwakkeren beschermt. Ze komen er misschien toch genadig van af.  

(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 06-03-12)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten