Hoewel
inmiddels al meer dan 60 jaar achter de rug, is de Tweede
Wereldoorlog nog springlevend. Onder het motto 'opdat wij niet
vergeten' wordt die donkerste periode van de contemporaine
geschiedenis telkens en opnieuw gereanimeerd door publicaties,
verfilmingen en in het onderwijs. Centraal moment is de vierde dag
van mei; eens in het jaar staan we twee minuten stil bij hen die
stierven in het gevecht, in de kampen, bij de bombardementen. Ik
geloof dat zo'n centrale dodenherdenking een houdbaarheidsdatum
heeft. Jongeren zouden een genuanceerder beeld van vrijheid
ontwikkelen, als ze vaker met meer recentere geschiedenis in
aanraking zouden komen.
Waar
in schoolboeken de recente geschiedenis van Srebrenica, de moord op
Pim Fortuyn en Theo van Gogh slechts in enkele regels of alinea's
geschetst wordt, is aan de Tweede Wereldoorlog doorgaans een volledig
hoofdstuk, soms zelfs een compleet boek gewijd. Subsidie genoeg voor
de Tweede Wereldoorlog, honderden educatieve websites zijn gewijd aan
de verschrikkingen van de Holocaust, Anne Frank heeft sinds kort
zelfs haar eigen iPhone-applicatie. In mijn geschiedenisles vragen
leerlingen geregeld of en wanneer we de Tweede Wereldoorlog gaan
behandelen, want inderdaad, ze zien het als een spannend jongensboek.
Niet vreemd: dat karakter hebben de oorlogsdocumentaires op National
Geographic ook meestal.
Uit
onderzoek blijkt echter dat jongeren onder de 25, eenmaal van school,
de feiten niet meer helemaal helder hebben. Ze herinneren zich nog
wel dat er miljoenen joden omkwamen en dat Hitler de boosdoener was,
maar ze denken ook dat de Jodenvervolging de eigenlijke oorzaak van
de oorlog was. Ze weten er gewoonweg niet veel meer van. En toch
zadelen we ze op met een jaarlijkse dodenherdenking. Is dat terecht?
Die twee minuten, begrijpen ze daarvan nog wel de stilte? Of wordt
hen die oorlog in de schoenen geschoven als een zware erfenis waar ze
mee aan zijn, waar ze niets mee kunnen, behalve als spektakelstuk? En
nu stil zijn! De trompet klinkt al!
De
Tweede Wereldoorlog is een gruwelijke geschiedenisles die we
inderdaad nooit mogen vergeten, maar de dodenherdenking is vooral een
eerbetoon aan hen die de oorlog overleefden en nog in ons midden
zijn. Een moment van herinnering voor de nabestaanden. Een buiging
naar de oude heren en dames die met eigen ogen zagen hoe de Duitse
jagers de blauwe lucht doorkruisten. Naar hen die de gevechten, de
kampen en de bombardementen overleefden. Daarom is de dodenherdenking
zo'n zwart-witte gebeurtenis: omdat het uit eerbied eigenlijk niet
anders kan. Maar de ooggetuigen verlaten ons stilaan. En wat als ze
er niet meer zijn?
Dan
komt het moment dat we de nadruk moeten leggen op álle verhalen van
de oorlog, op dat grijze midden. En tegelijk verleggen we dan
eindelijk de aandacht op het begrip vrijheid in onze tijd. Wat
gebeurde er in Joegoslavië? Wat deden Nederlandse soldaten in
Afghanistan? Welke ontwikkelingen maakte de Nederlandse politiek de
afgelopen tien jaar door? Hoe gaan Nederlanders en Nederlandse
politici vandaag de dag om met het begrip vrijheid? We moeten ze
leren nuanceren en relativeren om de problematiek van vandaag in alle
redelijkheid te kunnen bediscussiëren. (On)vrijheid is hier en nu.
Niet daar of toen.
Het
televisieprogramma EenVandaag
onderzocht hoeveel jongeren weten van Pim Fortuyn. De conclusie? Erg
weinig. Als we sommige jongeren mogen geloven kwam in 2002 de
extreemrechtse politicus Pim Fortuyn, partijleider van de PVV, om het
leven. Zijn leus luidde: 'Niet rechts, niet links, maar recht door
zee.' Hij werd vermoord door een moslim-extremist. Zie daar: de
recente geschiedenis. (Voor de onnauwkeurige lezer: Fortuyn was niet
extreem-rechts, noch leider van de PVV, zijn leus was 'at your
service' en hij werd omgebracht door een milieuactivist).
Dit
gegeven zegt genoeg. Jongeren hebben op alle mogelijke manieren
toegang tot de oorlog van hun grootouders, maar kennen de politieke
omstandigheden waarin zij leven nauwelijks. En ondertussen blijft van
die oorlog van lang geleden slechts een ongenuanceerd zwart-wit beeld
hangen.
Maar
de dodenherdenking als instituut staat nauwelijks discussie toe. Dat
helpt de jongeren geenszins. Vorig jaar was er het geschil omtrent
een 4-mei-toespraak van de zoon van Meinoud Rost van Tonningen, de
beruchte NSB'er. Hij mocht spreken, omdat hij duidelijk afstand had
genomen van zijn vaders gedachtegoed. Nu is er het geweigerde
scholierengedicht over de oud-oom die SS'er was en het protest tegen
de herdenking van gevallen Duitse soldaten in Vorden. De wonden zijn
nog te vers, zegt men, maar ik geloof dat het een kwestie van tijd
is. De houdbaarheidsdatum van de dodenherdenking zoals die nu is,
nadert. Daarna laten we iedereen aan het woord over toen en gaan we
in discussie over hoe we hier en nu verder moeten.
(Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 4-5-12)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten