maandag 9 mei 2011

De gelukkige klas

Met planken schrijven de kinderen Japanse karakters in het donkergele zand van de binnenplaats van de school. Het laatste semester is bijna afgelopen en de klas heeft het plan opgevat om als afsluitend project samen een brief te schrijven. Een brief zo groot, dat die vanuit de hemel te lezen is. Een brief voor de overleden vaders van twee klasgenoten. Vanaf de brede trap die naar het zandplein leidt, lezen de kinderen in koor de tekst die ze net geschreven hebben: ‘Mifuyu’s vader en Tsubasa’s vader. Het gaat goed met jullie kinderen. We zijn altijd bij hen. Wees dus alstublieft niet bezorgd.’

Het is de laatste scène van de geprezen documentaire ‘Children Full of Life’ uit 2003, waarin de unieke docent Toshiro Kanamori en zijn 35 leerlingen centraal staan. De kinderen zijn negen, misschien tien jaar. Ik zag de video over de Japanse onderwijzer op YouTube. Daar is het een hit, want Kanamori is een fenomeen.

Zijn didactiek draait om menselijkheid. Geluk is bij hem het doel en empathie het belangrijkste middel daartoe. Elke dag lezen drie leerlingen voor uit de dagboekbrieven die ze aan de andere leerlingen schrijven en die ze bijhouden in een schrift. Ze hebben geleerd daarin open te zijn. De klasgenoten luisteren écht. De voorleessessies leidden soms tot gezamenlijke huilbuien.

Ik keek met open mond.

Dat empathische vermogen is de meeste – niet alleen Japanse! – volwassenen vreemd. Had ik maar zo’n docent gehad, luidt de gemiddelde reactie op YouTube. Maar eigenlijk staat er: had ik maar zulke vrienden gehad, dan was het leven een stuk draaglijker geweest. Vrienden die echt luisteren – daar word je gelukkig van.

Na vier dagen afwezigheid, leest Ren voor uit zijn dagboekbrief. Zijn oma is overleden. Hij vertelt over het verlies en het verdriet, over de bloemen in de kist. Andere leerlingen halen passages uit oudere brieven aan waarin ze ook een persoonlijk verlies beschrijven. Dan vertelt Mifuyu over haar overleden vader. Ze was drie toen hij stierf. Ze heeft het nooit eerder verteld aan de klas. Iedereen huilt mee.

Enkele dagen later neem Mifuyu haar belangrijkste bezit mee: een ingelijste tekening van een futuristisch voertuig dat haar vader vlak voor zijn dood heeft ontworpen voor een parade. Iedereen wil de tekening zien. Mifuyu is trots en ze kan nu lachen als ze over haar vader praat. 

Geluk staat zelden letterlijk als doelstelling in een schoolgids, maar is als idee niet nieuw. In de jaren ’20 liet schrijver/onderwijzer Theo Thijssen zijn karakter Meester Staal al de volgende woorden, in de slotregels van zijn boek De Gelukkige Klas, zeggen: ‘M’n heerlijke, lieve, lastige stel, ik weet eigenlijk maar een ding: de jaar of wat dat ik jullie heb en dat jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens, hoor, al zal ik dat júllie nooit zeggen.’

Ik zal niet beweren dat mijn pogingen kennis over te brengen er niet toe doen, of dat de lesstof die ik in mijn lessen probeer te verduidelijken nonsens is, nee, daar ben ik teveel historicus voor. Maar dat het geluk van mijn leerlingen voorop hoort te staan, daar ben ik het volkomen mee eens. Wat is een uitmuntend cijfer waard, als een leerling niet goed in zijn vel zit? Wat doet een goed rapport er toe, als iemand gepest wordt? Welk nut heeft kennis van zaken als er verdriet is?

Kanamori en Thijssen – kilometers en jaren van elkaar verwijderd – hebben het begrepen. Een leerling uit de documentaire vat het als volgt samen: ‘We gaan naar school om gelukkig te worden en elkaar gelukkig te maken. Als één iemand niet gelukkig is, is niemand gelukkig.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten