dinsdag 30 maart 2010

Wachten op de tjiftjaf

In de vroege ochtend worden aan de zonkant van het schoolgebouw de zonweringen naar beneden gelaten. Het wordt snel heet in de lokalen. Ik laat het zonnescherm omhoog, geef de zon vrij spel in het lokaal een gooi de ramen open. Naast mijn lokaal op de derde verdieping is een klein hoekje groen aangelegd. Alsof de natuur zelf het boetseerwerk deed bestaat het uit een slingerpad, een kleine waterpartij, wat bomen en enkele struiken. Ik luister. Nog steeds geen tjiftjaf. Dus nog geen lente.

Als de leerlingen het lokaal binnenkomen hoor ik van buiten de het zachte koeren van een houtduif. Ik maan de groep tot stilte, houd een opgestoken vinger naast mijn oor en wijs ze op het geluid. Kennen jullie dit geluid? Dat is de houtduif! Ja, roept een meisje enthousiast, dit hoor ik altijd op de camping! Ik doe het raam nog verder open en probeer te communiceren met de duif door op mijn bijeengehouden handen te blazen. Even later doet de hele klas met gebolde handen een houtduif na: roe-koeeee-koeee-koe-koe. Dan zie ik plots twee eksters op het schooldak. Kijk! De Pica pica! Iedereen kijkt. Het klassikale koeren verstomt.

Een beetje docent houdt er een merkwaardige hobby op na: een eigenaardige buitenactiviteit (hij van natuurkunde vangt nachtvlinders), een stiekeme verzameldrift (hij van klassieke talen verzamelt modeltreintjes en spendeert soms een weekloon aan één locomotiefje) of kennis van buitengewone zaken (zij van Frans weet alles van Italiaanse wijnen). Leerlingen zien er een sport in deze zwakke plek te ontdekken en er af en toe naar te vragen. Toe meneer, vertel nog eens over uw modeltreintjes. De docent houdt de boot eerst af, want zo hoort dat, maar geeft graag toe. De kinderen zakken onderuit, luisteren en stellen vragen om maar niet aan Latijn te hoeven beginnen. Als de bel gaat is het bord veranderd in een plattegrond van het spoorwegennet op de zolderkamer van meneer Reinders die rode konen heeft van enthousiasme.

Zelf had ik een docent wiskunde die verzot was op orgels. Ik was verzot op zijn dochter én op zijn bordtekeningen van kerkorgels waar hij soms een halve les mee bezig was. Mijn docent Nederlands was vooral bioloog. Hij kon met geweldig enthousiasme vertellen over zeldzame mossoorten in de omgeving van Buitenpost. Mijn gelukkigste momenten op school waren die, waarop de boeken in de tas bleven en de docent zijn stokpaard van stal haalde. Zeg kinderen, heb ik jullie wel eens verteld dat ik in mijn vrije tijd de vrije natuur in ga om paddestoelen te fotograferen? Nee, meneer! Grinnik. Vertel! Een docent zonder merkwaardige hobby is invalide.

Mijn extra-curriculaire specialisatie is de vogelliefhebberij. Niet dat ik erg veel van vogels weet, maar ik doe graag alsof. Mijn kennis van vogels rond het huis is weliswaar indrukwekkend, maar kom alstublieft niet met steltlopers aanzetten.

Nu een jonge lente binnenwaait overweeg ik zelfs hagenpreken te organiseren, lessen in de buitenlucht, om tussen de instructies door te kunnen wijzen op het geluid van het winterkoninkje, de merel, het roodborstje en de verschillende mezen.

Maar het wachten is op de tjiftjaf. Hier en daar al gehoord in den lande, maar nog niet in de boomtoppen naast mijn lokaal. Als het zover is stop ik de geschiedenisles, zet ik het raam wagenwijd open en ga ik luisteren met de gelukkige leerlingen die ik op dat moment doceer. Samen horen we dan dat de lente is begonnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten