dinsdag 21 mei 2013

Verder Kijken (Vind ik leuk - 16 mei 2013)


In mijn column 'Vind ik leuk' van afgelopen 16 mei (hier nog te publiceren) noem ik een YouTube-video die 'viral' ging. Het gaat om dit filmpje:


Ook noem ik Rita Pierson, die voor TED Talks Education (7 mei 2013) het volgende zei:


Een niet te missen spreker aldaar was Sir Ken Robinson:


Voor alle overige 'talks' klik hier


zondag 19 mei 2013

Flippen


Ik kon het eerst maar moeilijk uit mijn strot krijgen, dat viezige modewoord, maar als je het maar vaak genoeg door je strot geduwd krijgt, verdomd, dan gaat het er ook steeds makkelijker uit.

Differentiëren, oftewel: je leerlingen stuk voor stuk op maat bedienen. De reactie van de docentenprimaat: onmogelijk! Hoe kan je ooit in die twee of drie keer vijftig minuten per week voor al die dertig leerlingen de juiste didactische, pedagogische, stofinhoudelijke cocktail bereiden?

Een docent kan moeilijk dertig verschillende frontale instructies geven. Dus eenheidsworst. De leerlingen die het al lang snappen, dommelen weg; de leerlingen die maar moeilijk meekomen, krijgen nauwelijks de kans te stof te laten bezinken of uitleg te vragen. Je probeert iedereen mee te krijgen, je ploetert, je zweet, maar je doceert vooral de gemiddelde leerling.  

Maar we hoeven niet te wanhopen, want behold, er is weer eens iets superhips overgewaaid uit de Verenigde Staten – het heet ‘Flipping the Classroom’ en misschien werkt het nog ook.

Toen de oprichter van de Khan Academy, de Amerikaan Salman Khan, in 2000 besloot zijn nichtjes te helpen met wiskunde en zijn eerste instructievideo’s op YouTube plaatste, had hij niet voorzien dat hij daarmee de basis legde voor een wereldwijde trend.

De ideeën van Khan vormen mede de basis van wat dus ‘Flipping the Classroom’ gedoopt is: kennisoverdracht vindt plaats in een video die de leerlingen overal en in hun eigen tempo kunnen kijken. In de les is er dan ruimte voor discussie, interactie, opdrachten en, juist, daar komt-ie, maatwerk. Flippen? Ja, lekker flippen: de instructie vindt thuis plaats, het ‘huiswerk’ in de klas. Omgedraaid dus.

Het lijkt mij een goed idee om de leerlingen de filmpjes te laten maken. Ik noem het dan ‘Flipping flipping the classroom’. U kunt me boeken.            

Veel universiteiten zetten ook steeds meer colleges online, zodat studenten thuis met bier en pizza de professor nog eens rustig kunnen horen uitleggen. Of ze kunnen zelfs thuisblijven.

In Nederland is een aantal geschiedenisdocenten ook gaan flippen en ik profiteer daarvan. Het YouTube-kanaal van de Eindhovense docent Joost van Oort is inmiddels meer dan een miljoen keer geraadpleegd, onder meer door mijn leerlingen. Een andere pleitbezorger van het flippen is een zekere Jelmer Evers die er flink mee loopt te schnabbelflippen.

Ik krijg de kriebels van de stem van beide heren (zachte g en aardappel-r), maar  toegegeven, ze flippen er flink op los. Ze leveren een knap staaltje.

Er zijn bezwaren. De interactie tijdens de kennisoverdracht (de vingers in de lucht) is er niet bij en ja, het kost tijd en enige softwarekennis om de filmpjes te maken, en heus, er zijn nog steeds leerlingen die thuis geen internettoegang hebben of zeggen te hebben.

En bovendien, docenten hebben anno 2013 niet veel tijd voor hun lesvoorbereiding – het vraagt een flinke inspanning, zo’n soepele presentatie in elkaar zetten, de voice-over opnemen, de video online zetten en daarnaast allerlei activerende didactiek en maatwerk in de les aanbieden. Aan de andere kant: als een aantal docenten er werk van maakt, hoeft de rest het wiel niet opnieuw uit te vinden. Ik zie het professioneel worden, want de trend is gezet. Nogmaals, ik heb van de online-video’s geprofiteerd en ben ze flipping dankbaar.

Dit is wat de 21ste eeuw voor ons in petto heeft. We gaan meer en meer online. De docent voor de klas vertelt minder, maar wordt meer huiswerkbegeleider. Er is meer tijd voor differentiëren, dat is waar en dat is prima, want differentiëren in een nobel doel.  

En het grootste voordeel? Als je eenmaal al je instructies hebt opgenomen, kan je die voor de klas afspelen en zelf een lekkere bak koffie in de personeelskamer halen. Twee zoetjes erin en lekker flippen.

(gepubliceerd in Leeuwarder Courant 04-04-2013)

donderdag 2 mei 2013

Jet en de Finnen

Onze toekomst hangt af van de leraren in Nederland. Daarom wil ze hogere eisen stellen aan de instroom bij opleidingen, minder rompslomp en betere arbeidsvoorwaarden. En oh ja, leraren moeten van elkaar leren.

Zegt Jet.

Jet is geïnspireerd geraakt. Vorige week vond in Amsterdam de ‘Onderwijstop G20’ plaats. Gastland Nederland staat op de zevende plaats in de wereldranglijst, maar tevreden zijn we niet. De minister wordt daarover geïnterviewd. Ik kijk en zie ambities.

We moeten naar Finland kijken, zegt ze. We weten het intussen: Finland is onderwijssprookjesland. Daar worden leraren ‘De Kaars van De Natie’ genoemd. In Nederland zijn docenten eerder de Aars van De Natie. In Finland worden leraren aanbeden, begeerd zelfs – iedereen wil er met een onderwijzer trouwen. Leraren moeten weer sexy worden, zie ik haar denken. Dat begint met de minister, denk ik op mijn beurt.

In Finland staan alleen academici voor de klas. In Finland hebben ze drie maanden zomervakantie. In Finland is het onderwijs gratis, net als het schooltransport en de lunch. Leerlingen maken er 780 (in plaats van 1040) uren per jaar. Maar ook: in Finland is minder dan 1 procent van de inwoners van niet-westerse afkomst. In Finland heeft men nog ontzag voor gezagdragers. Finnen maken een langetermijnplanning en ze wedden niet op honderd paarden tegelijk. In Finland, in Finland, in Finland!

Ik ben altijd fan geweest van Jari Litmanen, de Finse voetballer van Ajax. Ontzettend sympathieke nummer 10. In Amsterdam noemden ouders hun kind Jari Litmanen, als in: Jari Litmanen de Vries. Litmanen opende de ogen: eigenlijk bleek alles in Finland sympathiek en solide geregeld. Nokia maakte onverwoestbare mobieltjes. Ze spraken er een Finoegrische geheimtaal. Ze kwamen samen in sauna’s.

En hun onderwijs staat dus al jaren op de eerste plaats.

In het item dat EenVandaag aan de G20 wijdt, komen drie docenten aan het woord. Hun verhaal klinkt als een mop die de verschillen fraai blootlegt.

De Fin zegt: ik ben goed opgeleid en gelukkig, ik heb heel veel vrijheid in mijn werk. De Amerikaan zegt: de politieke koers verandert om de haverklap, ik moet teveel vergaderen en cursussen volgen, maar gelukkig, ik heb veel vrijheid in mijn werk. Dan zegt de Nederlander: ik heb mijn lesbevoegdheid nog niet, de politieke koers verandert om de haverklap, ik moet veel vergaderen, veel cursussen volgen en… meer mag ik daar eigenlijk niet over zeggen.

Het verschil? Vrijheid dus.

Onderwijs is altijd overgeleverd geweest aan de grillen van een nieuw kabinet. Nu zit Jet aan het roer en dat is goed nieuws. Althans, minder rompslomp en betere arbeidsvoorwaarden, dat klinkt als muziek in de oren. Heeft ze opgelet en niet teveel met haar mobieltje gespeeld op de onderwijstop, dan zal Bussemaker deze doelen proberen te verwezenlijken door zich te richten op de autonomie van scholen en vooral van de leraar.

Het Finse systeem is gebaseerd op vertrouwen. De Finnen geloven niet zo in ‘meten is weten’ – scholen en docenten worden er niet telkens en opnieuw gecheckt, geëvalueerd, langs de meetlat gelegd, doorgelicht, gescand, uitgehoord. Er zijn geen standaard kwaliteitscontroles en scholen bepalen hun eigen curriculum. Kwaliteit komt voort uit goed opgeleide docenten die als professionals behandeld worden, niet uit voortdurend wantrouwen. Het is die op vertrouwen gebaseerde vrijheid die het Finse succes verklaart.

Dus stop de voortdurende metingen en inderdaad, mevrouw Bussemaker, pak de daaruit gegroeide paperassendictatuur aan, vooral in het basisonderwijs. De kern van goed onderwijs zit in goede lessen, in de relatie tussen de docent en de leerling. En wie weet, misschien hebben we dan ook nog wat tijd over om van elkaar te leren. Liefst in de sauna.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 24-04-2013)

zondag 21 april 2013

Verder Kijken (iPad-scholen - 18 april 2013)

Sneek | Het is onrustig op obs Driemaster Noord in Sneek. Nadat de directie vorige week bekend maakte dat de basisschool volgend jaar een iPadschool gaat worden, hebben al verschillende ouders besloten hun leerlingen van de school te halen. Volgens Betske Salverda van openbare onderwijskoepel Odyssee zijn er inmiddels echter ook tientallen ouders ,,uit de wijde omgeving” die juist overwegen om hun kind volgend jaar wél naar de nieuwe school te sturen.
Bij de zogenoemde Steve Jobsschool staat de iPad centraal; kinderen krijgen les via een tabletcomputer met aanraakscherm. Bestuursvoorzitter Salverda denkt dat dat de methode van de toekomst is. ,,Het grote voordeel is dat we dan iedere leerling onderwijs op zijn of haar eigen niveau kunnen geven. Dat is bij klassikaal lesgeven een stuk moeilijker.”
Verschillende ouders voelden zich overdonderd door de plotselinge aankondiging.
(gepubliceerd op de website van het Friesch Dagblad)


donderdag 18 april 2013

School als real life soap


Jongerenomroep BNN is van plan een zesdelige documentaireserie over scholengemeenschap Jan Arentsz in Alkmaar te maken. De omroep benaderde 110 scholen, waarvan er 107 gelijk bedankten. Van de drie twijfelaars kwam Alkmaar als Big Brother-huis uit de bus.

Het grote aantal afwijzingen wekt geen verbazing. Je neemt als school nogal een risico als je camera's in je gebouw laat ophangen. Straks de directeur poepend in beeld. Je filmt gewone mensen en dus zit je met privacy, nazorg, de sociale media en allerlei andere aspecten waarop de serie een onvoorspelbaar effect zal hebben. Werd afgelopen jaar overigens al niet het dieptepunt in real-life-televisie bereikt met het net te laat afgelaste ziekenhuisprogramma ‘Tussen Leven En Dood’? Zijn er geen idioten die de camera’s gaan gebruiken voor een statement?

Toch werden alle geledingen van de Alkmaarse school – directie, personeel, leerlingen en ouders – het vorige week eens over het project. Ze zien er een uitdaging in, moet je maar rekenen. Er komen 35 camera's: tien in twee lokalen, de rest in de aula, de personeelskamer, de kantine en bij de ingang. De toiletten worden gemeden, dat snap ik, vanwege de gebakken lucht van de directeur, maar waarom niet een camera in de bestuurskamer? Dát wil ik zien! Dat geschuif met geld.

Om de kans op misstappen te voorkomen is de boel flink ingedekt. De school heeft bijvoorbeeld het recht om de montage naar eigen inzicht te herstellen en wie niet in beeld wil, komt ook niet in beeld. Dus zien we straks geblurde hoofden het schoolgebouw binnenlopen, hangen er zwarte balkjes voor de kinderogen in de schoolbanken of is iedereen uiteindelijk toch zo camerageil dat privacy geen issue meer is? Kijk mij nou. Met mijn sexy blik. Met mijn duckface. Met mijn Justin Bieber-kapsel. Ik kan een dansje. Ik kan een trucje. Alle ogen op mij, alle ogen op het scherm. Stem nu. Praat mee op Twitter en geef je mening, mening, mening!

Juist. Privacy. Social media. Nazorg. BNN heeft een huispsycholoog gemobiliseerd, las ik.

Tijdens mijn middelbare schooltijd ging ik 's middags rond vieren met mijn kopje thee naar mijn slaapkamer om Heartbreak High te kijken, een Australische televisieserie over een middelbare school. Nep en onschuldig. Met van die aantrekkelijke meisjes met een gek, Australisch accent. Met Anita en Drazic. Ryan en Katerina. Het was altijd mooi weer. Altijd wel een karakter waar je jezelf aan kon spiegelen. Was je niet de knapste, dan toch wel de gekste.

Tegenwoordig is er de successerie SpangaS die al jaren dagelijks wordt uitgezonden op Nederland 3. Ik kokhals ervan. Twintigers die tieners spelen. Overacting. Aanstellerij. Alles vergroot. Inderdaad, net als Heartbreak High inderdaad, maar je wist het niet.

En dan nu, geheel passend in de nieuwe televisietraditie, komt school als real-life-soap. Er wordt niet langer geacteerd. Hoewel…

BNN@School, zoals de serie gaat heten, is geïnspireerd op de Britse serie 'Educating Essex'. Hierin speelde een haast dictatoriale, rechtlijnige directeur, maar tegelijk een buitengewoon goede geschiedenisdocent een hoofdrol. Zijn karakter droeg een hele aflevering.

Dat is de eerste uitdaging: goede typecasting.

BNN heeft bovendien gezegd alleen de positieve momenten uit de opnames te gaan gebruiken. Maar is positief wel realistisch? Zien we straks dan niet de vermoeide gezichten bij het koffieapparaat, het getreiter in de gang, het gerommel in de bestuurskamer? Want dat is de real-life-soap die onderwijs ook is. Ik voorspel dat het nachtwerk wordt in de montagekamers van BNN. Er moet heel wat uitgeknipt.

En waar gaat het heen? Holland’s next top teacher? So you think you can teach? Leraren springen van het dak? Ik hoop het niet. Dan wordt men per seconde onwijzer.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 07-03-2013)

zondag 7 april 2013

Verder kijken (Flippen - 4 april 2013)



In mijn column 'Flippen' van afgelopen donderdag 4 april noem ik Salman Khan. Zijn presentatie voor Ted kun je hier zien: 



Ook noem ik Joost van Oort, de Eindhovense geschiedenisdocent die aan Flipping The Classroom doet. Hier een voorbeeld. 




zaterdag 6 april 2013

Iemand moest het doen...


De afgelopen drie weken bracht ik met mijn collega M. door op St. Maarten, maar jongens, het viel niet mee. Het is er alle dagen zonnig, de zee is er azuurblauw, het bier is er goedkoop en tot overmaat van ramp kwamen onze vrouwen ook nog over.

Nee, de omstandigheden logen er niet om. We gingen ernaartoe in het kader van een uitwisselingsprogramma van het Europees Platform. Europa heeft geld en daarvan moesten wij natuurlijk aan het werk op een tropisch eiland waar je tot in de late avond in korte broek op een terras kan zitten. Laat ik het zo zeggen: iemand moet het doen en wij zijn de minste niet.

De privéschool die we bezochten heet de Caribbean International Academy, kortweg de CIA, en het schoolsysteem is Canadees. Ik bestudeerde dus de Canadese geschiedenis en legde die uit aan een internationaal stel intelligente leerlingen voor wie soms geldt dat Engels, soms Frans, soms Nederlands, soms een andere taal de moedertaal is. Het gebouw heeft een eigen zwembad, jonge, enthousiaste docenten en de gymlessen vinden deels plaats op het strand. De lokalen zijn er ruim en kijken uit op de zee, er zijn geen tussenuren, het loon is in orde, docenten krijgen een auto van de zaak en daarbovenop een flinke som geld voor een appartement.

Maar dat is niet het ergste.

Neem bijvoorbeeld de klassengrootte: de geschiedenisklas die ik dagelijks doceerde was ongeveer de grootste en had twaalf leerlingen! Het is maar goed dat er twee Nederlandse docenten op bezoek kwamen om die losgeslagen bende te temmen. Ik bedoel, iemand moet zich toch opofferen?

Als de lessen om half drie dan eindelijk afgelopen waren gingen M. en ik frisbeeën op het strand om de druk van de schouders te halen. Daar waren we echt aan toe. Je moet het ook niet te bont maken in de Antillen. Als het werk gedaan is, is het werk gedaan.

De vrije uren vulden we met plichtmatigheden. Je bent per slot van rekening gast; je hebt je te schikken naar de lokale mores. Men stond er op, ja werkelijk, men drong er nogal op aan ons mee te nemen naar de beste restaurants, de mooiste uitzichten en de witste stranden. Het zou ongepast zijn geweest die uitnodigingen te weigeren. Er zat in feite weinig anders op dan maar mee te gaan – zucht! – en inderdaad te proeven van de beste gerechten, ons te vergapen aan de plaatjes die je tegenkomt in reisgidsen en mee te zwemmen in de Caribische Zee. En ondertussen namen we op de koop toe dat we bruiner en bruiner werden. We zeiden er maar niets van. Op zulke momenten moet je het maar gewoon op je af laten komen.

Zo sleepten we ons na schooltijd van strand naar restaurant en van restaurant naar vergezicht. 

Omdat M. en ik tot halverwege de middag in touw waren ons te verdiepen in het schoolsysteem, doceerden, overleg voerden, het project kortom vormgaven, waren onze vrouwen op elkaar aangewezen. Hen restte niets anders dan te gaan shoppen en te bruinen. Puur tijdverdrijf, inderdaad. Een kwalijke zaak.

Uitwisselingsprogramma’s zijn cruciaal voor internationalisering. Dat besef ik heel goed. Een andere, in dit geval buitenlandse, school bezoeken en kennisnemen van het daar vigerende onderwijssysteem, de didactiek, de lesstrategieën en pedagogiek is een bijzonder verrijkende ervaring. Dat besef ik terdege.

Maar het is van de zotte dat ik zo lekker bruin ben geworden, dat ik heb kunnen werken aan mijn frisbeeskills, dat mijn vrouw overkwam en dat ik uitgerust weer in het vliegtuig ben gestapt. Mijn jaloersmakende Facebookupdates werden dan ook niet altijd even vriendelijk beantwoord. Dat snap ik heel goed. Maar oké, iemand moest het doen. Toch?

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 21-02-13)


donderdag 21 maart 2013

Romeinse Krijt


Als geschiedenisdocent word je regelmatig geconfronteerd met de vraag welk nut het heeft, de geschiedenisles. Wat móet je ermee, met de kennis van wat is geweest en nooit meer zal komen? Het is klaar, afgelopen, gedaan, het boek kan dicht. Geschiedenis, zand erover en nooit meer opgraven.

Schattingen zeggen dat er in totaal zo'n 100 miljard mensen hebben geleefd. Op dit moment leeft dus 6 à 7 % van alle mensen die ooit waren. Dat vind ik een fascinerende gedachte. De overige 93% is dood of gereïncarneerd. Wat rest zijn hun voetstappen, soms marginaal, als de scherf van een trechterbeker, soms kolossaal, als een Romeins theater. Soms verblijdend, als een schilderij van Vermeer, soms confronterend als de schedels in een massagraf.

Waarom de geschiedenis van deze aarde en haar bewoners belangrijk is – zo luidt mijn voorgebakken antwoord – is omdat je de wereld moet beschouwen als een vriend. Vrienden met problemen kan je alleen helpen als je de bepalende gebeurtenissen van hun leven kent. Zo is het ook met de wereld om je heen. De wereld is je vriend.

Hoe geweldig en idealistisch dat ook klinkt, dat verhaal slikt niet elke leerling. Geschiedenis is soms saai en zo ver van je bed. Vond ik zelf af en toe ook op de middelbare school. Geef ik toe. Ik moet onwillekeurig denken aan Hans Teeuwen die de reactie op de geschiedenisdocent nadoet: ‘Oh ja joh? Is dat zo? Boeiuh!’

Zou het niet veel mooier zijn de geschiedenis af en toe een draai te geven? Er een eigen versie van te maken? Er mee aan de haal te gaan? Het grote gebeuren op te pakken, het uit elkaar te trekken, te schudden, om te draaien en weer neer te zetten? Zoals ze dat in totalitaire landen doen, maar dan zonder propagandistisch doel. Gewoon, omdat het kan.

Ik zou mijn klassen kunnen vertellen over het Romeinse Krijt, die periode in de Europese geschiedenis, waarin de Romeinse falanxen ten strijde trokken tegen het leger der brontosaurussen. Dat verdwenen tijdperk waarin de tyrannosaurus heer en meester van het colosseum was en waaraan zo plotseling een einde kwam door een Germaanse meteoriet.

Of ik zou ze aantekeningen geven over de Koele Oorlog, inderdaad, die oorlog die gewoon supercool was, omdat allerlei technische vernuftigheden het verloop ervan bepaalden. En dat duizenden mensen er op uittrokken, richting het Heilige Land, om te protesteren tegen kruistochtraketten. Juist, kruistochtraketten. Wat? Kruistochtraketten.

Sowieso verhaal ik nog wel eens dat mijn beppe Aaltje de buurvrouw en de rest van het dorp liet weten dat ik mij verdiepte in kaarsen, carbidlampjes, gloeipeertjes en spaarlampen nadat ik haar een week eerder uit de doeken had gedaan dat mijn afstudeerscriptie te maken had met de Verlichting. Misverstand? Nee. Gewoon een eigen versie.

Ik zou kunnen fantaseren over de landing op Mars, over de Boston Coffee Party, de Franse Renaissance, de Industriële Evolutie, de Derde Wereldoorloglanden; ik zou leerlingen zelfs wijs kunnen maken dat de aarde en alles wat daarop leeft zo’n 6000 jaar geleden werd gemaakt door een man met een baard. Voor zoete koek.

De meeste leerlingen zijn van nature niet kritisch. Ik zou er soms gemakkelijk mee weg kunnen komen, met zo’n kulverhaal. Bonifatius bevriend met Willem van Oranje? Natuurlijk, meneer.

Ik hou van fantaseren, maar als het om de geschiedenis gaat, dan gaat het om het verleden van de wereld, en de wereld is als een vriend. En over een vriend moet je geen onwaarheden vertellen. Daar is niemand bij gebaat. Dus ik vertel het verhaal gewoon zoals het was, of zoals we vermoeden dat het was. Maar het Romeinse Krijt, dat idee kan ik niet laten liggen. Stel je voor.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 07-02-2013)

maandag 11 maart 2013

Ochtendshow


Ik had ooit een geweldige collega met een grijze baard die hij eens in het jaar kort liet knippen. Hij is inmiddels gepensioneerd. Bij zijn afscheid toonde ik een e-mail die hij mij ’s ochtends om kwart voor zes had gestuurd. Dat tijdstip was niet ongewoon voor deze man. ‘Een dag heeft 24 uur, Jelte’ , zei hij eens. ‘Daar kan je ontzettend veel mee doen.’ Dat was een geweldige openbaring, maar ik deed er niets mee. De waarheid is, als ik om acht uur ’s ochtends moet beginnen, dan is dat een straf.

Ja, een dag heeft 24 uur. Ongeveer een derde daarvan slaap je, dus we brengen maar liefst 25 jaar van ons leven zoek met slapen. Mensen die maar vier, vijf uur slaap nodig hebben zijn geluksvogels. Ze zijn meer dan tien jaar langer wakker en hebben dus aanzienlijk meer mogelijkheden om carrière te maken.

Een glansrijke loopbaan zit er voor mij helaas niet in. Ik slaap altijd zeven of acht uur. En dan nog. 's Ochtends ben ik op, maar niet wakker. Rond mijn hoofd hangt een ochtendnevel die pas na elven optrekt. Tot die tijd ben ik een routinerobot die zichzelf bestuurt vanuit de bovenhoek van het lokaal. Ik hou er serieus rekening mee dat ik tijdens het stille gebed dat ik bij de dagopening voorzit eens in slaap zal vallen, zodat de klas in afwachting van mijn bevrijdende ‘amen’ onrustig wordt en mij na enkele minuten wakker roept, omdat ik begin te snurken.

Misschien ben ik een uitzondering. Ik hoor met name van oudere collega’s dat ze juist graag vroeg beginnen. Heeft met de biologische klok te maken. Ik voel me er jong bij.

Hoe dan ook, een docent kan ’s ochtends niet eerst even de benen op het bureau leggen, rustig aan een dubbele espresso nippen, gapend de binnengekomen mails lezen, een kletspraatje maken bij de koffiemachine, de make-up bijwerken, nauwgezet aan de kont krabben, een ontbijt op het bureau uitstallen, dan nóg eens een koffie halen, het winterweer bespreken, of gewoon, stomweg voor zich uit staren.

Nee, op halve kracht beginnen is er niet bij. Begin je de dag niet met de volle honderd procent, dan raakt de trein snel van de rails. Reken er niet op dat die twee voetbalteams plus reservespelers, die bruisende jeugdigheid die fris van de fiets is gestapt en die zich rekkend en strekkend voor je neus in de banken heeft genesteld dat toestaat. Oh nee. Hun puberhoofden zijn ook nog niet wakker, maar ze doen donders goed alsof. Het zijn gapende apen klaar voor een uurtje apenkooi. Het zijn geeuwende leeuwen klaar voor hun prooi. Er zit niets anders op: je moet scherp zijn.

Soms geven ze toe aan hun dromerigheid. Eens viel een leerling in slaap tijdens mijn les. Ik liep stilletjes naar hem toe, terwijl de rest van de klas grinnikend toekeek, in afwachting van wat komen zou. Ik tikte de slaper aan. 'Slaap je?', vroeg ik zacht. Hij opende één oog. 'Slaap maar lekker verder', fluisterde ik toen en dat deed hij. Ik snápte die jongen.

En dan klinkt de eerste bel. Ik zie mezelf vanuit de bovenhoek van het lokaal de leerlingen verwelkomen. Ze hebben rode blossen op de wangen van de frisse buitenlucht en zijn al druk met elkaar in de weer. Ik heb het haar warrig, de slaap nog in de ogen en een bleke snoet. Ik sta bij de ingang van het lokaal, loop dan wat voor het bord heen en weer, verplaats een stapel papier. Iedereen vindt z’n plek. Ik laad me op. Het is tien over acht en de show begint.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 24-01-13)

zaterdag 9 maart 2013

donderdag 28 februari 2013

Tien-vinger-systeem blind

Ik stuitte enige dagen geleden op een artikel van de Nationale Onderwijsgids dat gewag maakte van een regionale trend: in Almere zijn verschillende basisscholen begonnen met het aanbieden van typecursussen. Ik was verrast. Het tien-vinger-systeem blind in een tijd van tablets en spraakherkenning, dat klinkt als een opleiding tot schildknaap in een tijd van drone-aanvallen. Nou ja...

De bron waar de Nationale Onderwijsgids zich op baseert is niets meer dan een reclame-artikel. Er zit een lokale computerboer achter en natuurlijk sleept die er indrukwekkende, maar niet nader uitgelegde cijfers bij. Zo biedt volgens het artikel slechts 7% van de basisscholen een typecursus aan, terwijl 77% van de mensen vindt dat typevaardigheid een basisvak op school zou moeten worden! Waar komen die cijfers toch vandaan?

Eerlijk gezegd, als ik typecursus hoor, dringt zich het beeld op van sexy secretaresses met knoetjes in het haar, in typekamer 4, toren B van een grauw kantoorgebouw, die na elke 'bling!' van de typemachine een trek van hun mentholsigaret nemen. Heerlijk.

Ik leerde in groep 8 blind typen in een bijgebouw van de kerk. Er was welgeteld één meisje dat een elektrische schrijfmachine had. Zij zat op de cursusavonden in de hoek, bij het stopcontact. De rest zweette boven zo'n mechanische machine; zo'n loodzware kaboutertribune, meegedragen in een zwarte koffer die onder de snelbinders ging, maar die je het liefst in de sloot had geflikkerd.

Terwijl ik me dit herinner, ontdek ik dat de percentages van de computerboer niet helemaal uit de lucht komen vallen. Ze komen uit de koker van percentagetovenaar Maurice de Hond die in 2009 in opdracht van het bedrijf TICKEN een peiling deed. Geheel onafhankelijk schijnt me dit onderzoek niet toe, maar toegegeven, ze hebben een punt: typen is een onmisbare vaardigheid anno 2013.

Ik doe de kennismakingstest van TICKEN. Op de eerste oefening heb ik een nauwkeurigheid van 99,5% en een snelheid van 514 aanslagen per minuut. Daar kan Al Qaida nog een puntje aan zuigen, als je het mij vraagt. Daarna speel ik een game: ik moet geletterde eieren in een mandje vangen. Een blonde vrouw spreekt me tussendoor moed in. Uitstekend natuurlijk. De typecursus is duidelijk niet meer de mensonterende beproeving zoals ik die me herinner.

Haha! Reclame voor typecursus anno 2013

Nee. In mijn tijd waren de zware druktoetsen beplakt met gekleurde stickers, zodat het onmogelijk was niet blind te typen, maar na enkele weken cursus en zweetverlies begonnen ze los te laten, zodat de inspanningen toch íets opleverden. Mijn kleine jongenspink verdween af en toe tussen de toetsen door in de diepten eronder en bleef dan bloedend steken. Thuis deed ik huiswerk. Backspace was er niet bij. Een fout teveel betekende opnieuw die lap tekst overtikken. Ik huilde af en toe uit frustratie; hoe dikwijls vloog het cursusboek niet door de woonkamer! Maar ik slaagde. Met 200 aanslagen per minuut.

Het bedrijf TICKEN en Maurice de Hond zitten op dezelfde lijn. Ze zeggen: kinderen groeien op in een wereld waarin nauwelijks nog met de hand geschreven wordt. De helft van de beroepsbevolking zit dagelijks achter de computer. Blindtypers werken efficiënter, hebben tijd over, kunnen de aandacht verleggen en hebben minder last van RSI-klachten door de juiste werkhouding. Het is kortom een schande dat typen niet als basisvak aangeboden wordt in het primaire onderwijs.

Ik ben voorstander van verplichte typevaardigheid, maar vind niet dat Maurice de Hond peilingen moet gaan doen die zo naadloos aansluiten op zijn eigen stokpaardjes, zoals de door hem bedachte Steve JobsSchool. Kwestie van geloofwaardigheid, geloof ik.

Jammer eigenlijk dat typecursussen zo gepimpt zijn. Ik bedoel, 514 aanslagen per minuut haal je toch echt alleen met bloed, zweet en tranen. Deze column tikte ik in iets meer dan een minuut. Foutlo0s.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 10-01-2013)

zaterdag 23 februari 2013

Moe


Het is een bekend verschijnsel: docenten werken zich uit de naad tot de schoenzolen versleten zijn en hun het hoofd omloopt, maar ze houden vol tot de laatste dag. En dan, pff, eindelijk, gelukkig, het moest niet langer duren: de vakantie! Maar juist dan, de zinnen verzettend op de bank, wordt de doorzetter overvallen door griep, door hoofdpijn, keelpijn, door een pijntje hier, een pijntje daar, door pijntjes overal.

Hoe dat kan? Het adrenalinepeil is voortdurend hooggehouden door de schoolse inspanningen, inderdaad, zoals bij iemand op de vlucht of in gevecht, maar kakt van het een op het andere moment als een plumpudding in als de vakantie begint. Het lichaam reageert en wordt ziek, zwak en misselijk. De remedie? Ga in de vakantie bungeejumpen of skydiven, rij altijd door oranje, ga naar het casino, neem de zwarte piste naar de après-ski en dans naakt op de bar.

In de laatste week voor de vakantie lijkt iedereen er plotseling ook echt aan toe, aan die twee weken vrijaf. De gezichten worden bleker, de wallen onder de ogen lijken gedroogde pruimen en op de laatste dag douwt iedereen alleen nog maar video's in de speler. Iedereen is er zó klaar mee, dat je de indruk krijgt dat nóg een week mensenlevens zou hebben gekost.

Zelf probeer ik me altijd te laten verrassen door vakantie, want dan pas voelt het als de bonusaanbieding die het zou moeten zijn, maar de kerstvakantie, dat verlichte engelenkoor in de duisternis, wordt luidkeels voorafgegaan door een koor van gepuf, gehijg, gesteun en gekreun, dus nee, een verrassing is het nooit.

Ook de leerlingen zitten er in de laatste weken voor de kerstvakantie duidelijk doorheen. Ze worden lamzakkerig, ongeconcentreerd, moe. Ik heb een vwo-6-klas met vooral meisjes. Zij doen stuk voor stuk hun stinkende best. Twee weken geleden begon ik fanatiek aan een blokuur met de damesclub, maar ik merkte meteen dat er weinig leven in het anders zo gezellig kakelende kippenhok zat. Het was alsof de vos die nacht één van hen had meegenomen.

Ik keek de groep rond en constateerde dat de vermoeidheid was ingetreden. Lijdzaam namen ze mijn aantekeningen over, soms daarbij het hoofd op het schrijfblad naast het schrift gelegd. 'Vertel eens, wie van jullie is níet moe?', vroeg ik. Niemand stak de vinger op, behalve misschien één van de jongens. Iedereen leek een slaaptekort te hebben.

Ze lichtten hun toestand toe. Er moest een verslag ingeleverd worden voor het ene, een presentatie voorbereid voor het andere vak. In de avonduren sportten ze, of bliepten ze producten achter de kassa, er lagen flinke tentamens in het verschiet en ze gaven toe, in het weekend hadden ze dan ook nog feestjes die ze écht niet konden missen, want als je zo'n feestje miste, dan wist je niet wát je miste en dan moest je maandag de verhalen horen wat je had gemist. Dat kon écht niet. Maar serieus, ze hadden het vooral druk met schoolwerk.

In de donkere dagen voor kerst lijkt het alsof de school geen energie meer geeft, maar vooral neemt. De directie vergadert vermoeid op de kamers, de docenten zijn afgedraaid en de leerlingen gevloerd. Hiertoe is onderwijs dus in staat: mensen afmatten. Zelfs de conciërge heeft last van zijn bloeddruk.

Ik liet de les voor wat die was en niet meer zou worden en besloot dat we het tweede uur een keer 'helemaal niks' gingen doen. Ik gaf geld aan twee meisjes om lekkere dingen bij de supermarkt te halen. Met twee andere meisjes haalde ik warme chocolademelk en thee en op de beamer projecteerde ik een haardvuur. Ondertussen draaide ik kerstmuziek. Het kakelen kwam daarna langzaam weer op gang. Gelukkig.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 27-12-12)

woensdag 23 januari 2013

Signaalsterkte uitstekend


Bij aanvang van mijn geschiedenisles leveren de leerlingen hun mobiele telefoon in. Dat is inmiddels een ritueel en ik weet, rituelen zijn belangrijk. De terugkerende handeling, het gevoel 'zo doen we dat hier', dat komt een les ten goede. Ik zou natuurlijk ook met mijn leerlingen een jodelsessie kunnen houden, of ze hallucinerende wortelsap kunnen toedienen, maar ik geloof niet dat we daarmee echt verder zouden komen.

Nee, het inleveren van de mobiel volstaat en dient bovendien een hoger doel: gefocuste leerlingen. Vorig jaar kwam ik tot de conclusie dat de mobiele telefoon vooral afleidt en dat scholen toe zijn aan algemene regels. Het schrijfsel dat ik aan die conclusie wijdde, is één van mijn meest gelezen columns, vertellen mijn blogstatistieken. Hoe dat kan? Het probleem van de mobielendebielen is actueel, zowel thuis als op school.

Ik voegde de daad bij het geschreven woord en nam dit schooljaar de proef op de som. Begin dit schooljaar bracht ik een afzichtelijk biezen mandje mee naar school, zo'n kerstpakketmandje dat rommel geeft. Het staat sindsdien bij de deur van mijn lokaal.

Leerlingen keken eerst raar op van hun schermpjes toen ik ze de regel uitlegde, maar inmiddels is het Posthumus-cultuur. Uiteraard houden sommige leerlingen hun telefoon diep in de tas, uit, of op stil, soms misschien onhoorbaar trillend, maar daar ga ik niet moeilijk over doen. Ik ga niet agressief alle tassen op de kop houden om alle mobiele telefoons in dat mandje te krijgen. Ik ben niet van de mobiele eenheid. De leerlingen weten dat het hanteren van de telefoon not done is in mijn lokaal. De grote meerderheid staat de mobiel met een glimlach af.

Om het belang van het ritueel te vergroten, ga ik zo nu en dan met de mand door het lokaal, om de vergeetachtigen of de onwelwillenden een helpende hand te bieden. Het levert soms nog wel drie, vier of zelfs meer exemplaren op. Eén jongen góóit zijn mobieltje altijd: hij is duidelijk toe aan een nieuwe. Anderen vragen zich juist af of hun telefoon geen schade oploopt door de stugge biezen. Een zachte bekleding zou een goed idee zijn, menen zij.

Soms sta ik aan het eind van de les bij de deur, met de gevulde mand voor mijn borst, als een bakker die broodjes uitdeelt. Ik geef daarbij professioneel commentaar op hoesjes en types.

Er kleven uiteraard haken en ogen aan dit mobielenbeleid. Is het bijvoorbeeld niet doodeenvoudig om aan het eind van de les die iPhone 5 uit het mandje te grissen, op de fiets te springen en naar de zwarte markt te racen? Zo'n ding kost 800 euro! Toch blijft de leerling zelf verantwoordelijk. Je kan die telefoon ook in je kluisje doen. Of thuislaten. Tot dusver verloopt het overigens probleemloos.

In de pauzes, in tussenuren en tijdens de leswissel mogen leerlingen wat mij betreft de hele wereld bij elkaar whatsappen. Je kan ze niet verplichten die slimmefoon thuis te laten. Maar in de les? Nee.

Mijn suggestie de regel op de hele locatie in te voeren heeft gehoor gevonden. Binnenkort heeft elk lokaal een eigen mobielenmandje. Het wordt schoolbeleid. Sterker nog: het is het symbool geworden van een frisse wind die door de school waait. Signaalsterkte uitstekend.

De havo-4-klas, die doorgaans wat tegensputtert als het gaat om het inleveren van de mobiel, gaf mij vorige week zelfs een nieuw, keurig bekleed mandje cadeau voor mijn verjaardag. Ze snappen het belang van het ritueel. Maar ze willen natuurlijk vooral niet dat hun schermpje krassen oploopt. Daarom liggen hun geliefde hebbedingen nu elke les zij aan zij te rusten in een zacht bedje. Op stil. Of uit. Of stiekem trillend.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 13-12-12) 

maandag 7 januari 2013

Externe pief


Soms heb ik de indruk dat het kikkerland achter de schermen wordt gerund door adviesbureaus, aanbieders van cursussen, projectmanagers, communicatiebureaus, mediators en interims. Als directeuren of teamleiders de paperassen niet op orde kunnen krijgen, als er een personeelsprobleem gesignaleerd wordt waar ze niet een pasklaar antwoord op hebben, als er kritiek klinkt die niet verijdeld kan worden, als ze de controle kwijt denken te zijn, dan wordt er in paniek iemand van buiten gehaald. Zo gaat het overal, dus zo gaat het ook in het onderwijs.

Externe hulp wordt duur betaald. Zo'n freelance hulppiet incasseert zonder blozen soms meer dan 1000 euro per dag. Dat is om nijdig van te worden. Maar dat niet alleen: de externen staan zo ver van de organisatie af, dat ze durven hakken met de botte bijl. Plotseling volgen maatregelen die men niet aan zag komen: er wordt iemand geslachtofferd, er ligt opeens een nieuw organisatieplan, een hele afdeling wordt gereorganiseerd, het hele team moet op cursus. Ik word er gallisch van, want het toont de onmacht van de onderwijs bv.

Scholen die besluiten tot het inschakelen van een adviseur, mediator, interim-manager of cursus, zouden zich eerst moeten afvragen of de kwestie ook intern aangepakt kan worden, want reken er nou niet op dat na het bezoek van de duurbetaalde adviseur het paperassen-, personeels- of imagoprobleem opgelost is. De school moet zelf aan de slag. Zul je zien dat zo'n externe pief juist dát adviseert: jullie moeten het zelf doen. Shit, wat makkelijk. Hupsakee, taken verdelen, werkgroepen installeren, tijdpad uitzetten en de klus is geklaard. Duizend euro per dag. Ik kan wel janken.

Cursussen die gaan over het mentorschap, over didactiek of over het opzetten van projecten zijn in eerste instantie overbodig. Scholen barsten doorgaans van de ervaring. De oudere docenten kunnen de jonge nog zoveel leren op het gebied van mentorschap, didactiek en pedagogiek, of bijvoorbeeld over het organiseren van een buitenlandreis. Andersom kan de jonge lichting de oudere weer op de hoogte stellen van het nieuwste lesmateriaal of de nieuwste activerende didactiek.

Waarom zou je een onbekende in je les laten, terwijl er nog nooit een collega achterin het lokaal heeft gezeten? Waarom zou je didactische trucjes van een cursusleider willen leren, terwijl de collega in het lokaal naast je elke dag de trukendoos opentrekt? Waarom geeft diezelfde collega niet eens op een middag een uurtje les aan zijn collega's? Er is vast ook een collega die een ster is in het maken van toetsen. Of handig met digitaal lesmateriaal. Of ervaren met hoogbegaafdheid. Benut toch het potentieel! Word professioneel! Deel!

Er komen ook communicatiebureaus bemiddelen op scholen. Het is lachwekkend: onderwijs is een communicatievak pur sang, maar blijkbaar is er toch behoefte aan een externe oplossing voor een intern communicatieprobleem. Er worden anno 2012 zoveel communicatiespecialisten opgeleid dat ik wel eens denk dat zij zelf de vraag ernaar scheppen. Sterker nog: de communicatieproblemen zijn alleen maar groter geworden. Er studeren ook zoveel mensen psychologie dat het niet anders kan of dit kikkerland is straks goed gek. Waanzinnig.

In plaats van adviesbureaus in de hand te nemen, moeten scholen zichzelf bij de hand nemen en profiteren van de 'good practices', van elkaars ervaring en specialiteiten, van interne bezieling. Sluis het bespaarde scholingsgeld of de enorme interimgage door naar het eigen personeel en naar mooie projecten. In plaats van voor korte tijd vreemdelingen aan te stellen, zou de school zelf aan de slag moeten gaan.

Als je de problemen binnenshuis zelf niet durft te tackelen, dan ben je als school gewoon een zak patat. Pak je de moeilijkheden zelf wel aan, dan blijken de externe krachten voor een flink deel overbodig. 

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 29-11-1)

vrijdag 28 december 2012

De schoolfotograaf


Twee weken terug rende ik de hal binnen waar tot mijn verrassing de groepsfoto werd gemaakt. Mijn collega's hadden bijkans de pyjama nog aan, zo vroeg was het. Als het jaar niet succesvol wordt, zullen we later zeggen: kijk, het team zag er niet fit uit, bleekjes, niet uitgeslapen. Geen wonder dat het jaar rampzalig verliep. Loopt het jaar geweldig, dan zeggen we later: ze liepen op hun tandvlees, die dappere strijders!

Flits.

Twee jaar geleden zag de fotografe mij bij het sorteren van de foto's onbedoeld aan voor een leerling. Opeens zag ik het, in het voorbijgaan: daar hing mijn hoofd, na de gymnasium-2 groep, tussen de honderden portretten van leerlingen. Ik lijk blijkbaar op een tweedeklasser. Hoewel. Iemand had met een sleutel op de doorzichtige plastic beschermplaat gekrast, precies op de plek van mijn portret, zodat vanuit sommige hoeken mijn foto onzichtbaar werd achter een waas. Pijnlijk.

Flits.
 
De schoolfotograaf is een opmerkelijk fenomeen, juist in dit tijdvak waarin portretfotografie van iedereen is geworden. Kinderen leggen zichzelf en anderen aan de lopende band vast voor de eeuwigheid. Er was een eeuw waarin moeders zich de moeite getroostten de kinderen in de zondagse kleding te hijsen als die ene schooldag aanbrak waarop de fotograaf langskwam. Het was welbeschouwd misschien de enige kans in het jaar op een fatsoenlijke foto van de kinderen.

Flits.

Ik vind de schoolfotografe een aantrekkelijke vrouw, maar ze komt nooit op de foto. Volgende keer neem ik een foto van haar.

Flits.  

De examenklassen doen er alles aan om zo gek mogelijk op de groepsfoto te komen. Georganiseerd via de sociale media, stel ik me zo voor, die gekkigheid. Dus daar staan ze, in badpak in de hal. Zwemvliezen. Badlaken. Strandbal. Bikini. Nee, dat van die fatsoenlijke foto geldt anno 2012 niet meer.

Flits. 

De docentenfoto komt voor mij altijd als verrassing. Zo komt het dat ik twee foto's van opeenvolgende schooljaren bezit, waarop ik onder mijn colbert hetzelfde Elvis Presley T-shirt draag. Ik ben geeneens fan van The King, maar sta er toch maar mooi twee jaar achtereen mee op de kiek, tot in de eeuwigheid, amen.

Flits.

Meisjes zijn op hun meisjesachtigst als de schoolfotograaf in het gebouw is. Ze vragen altijd of ze vijf minuten eerder richting de fotograaf mogen, om zich op te tutten bij de toiletten. Steeds meer jongens doen dat ook – zo'n Justin Bieber-kapsel vraagt de aandacht van een beeldhouwer, moet je maar rekenen.

Flits.

In de film Le fabuleux destin d'Amélie Poulain vindt de hoofdrolspeelster telkens verscheurde fotovelletjes van dezelfde man. Ze vraagt zich af wie hij is en waarom zijn portret telkens opduikt bij de fotohokjes op stations. Ze ontdekt het. Hij blijkt de reparateur. Misschien begint de schoolfotografe elke dag met een serie van zichzelf om het licht te testen en liggen in de prullenbak van haar computer talloze series van haar portret.

Flits.

Als ik de docentenfoto's van de afgelopen jaren naast elkaar leg valt me de continuïteit van het grijze en de discontinuïteit van het groene op. Vijftigers, ja. Veertigers, ook. Dertigers, weinig. Twintigers, nauwelijks.

Flits.

Een pasfoto is als een tijdspiegeltje. Enkele seconden voor dat ultrakorte moment ging je zitten, daarvoor deed je je haar nog even goed, dat uur gaf je les, die dag had je een goed humeur, die week werd het herfst, die maand kon je de slaap moeilijk vatten, dat jaar kwam je tot de ontdekking dat alles anders moest.

Flits.

Ik sta linksachter. Ik mocht van de fotografe op een tafel staan, tussen de andere dappere strijders. Ik ben de jongste. Mijn hoofd hangt straks weer tussen de leerlingen ben ik bang.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 15-11-2012)

donderdag 13 december 2012

Klein en groot bestuurlijk falen


Ik lees de agenda op de dorpswebsite. Zou de spooktocht nog wel doorgaan? Iedereen ziet zonder tocht tóch al spoken. En de sinterklaasmiddag voor basisschoolkinderen? Ik vrees het ergste, want er is straks geen basisschool meer. De school in Wijckel telt 49 leerlingen, maar vanaf deze week zijn dat er nog maar 15. De school zal waarschijnlijk moeten sluiten. Negen mensen verliezen hun baan. En ja, er was iets met een e-mail.

Aan de andere kant van het land ligt Rotterdam. Havenstad. In de Tweede Wereldoorlog verloor Rotterdam haar hart door een bombardement. Zadkine maakte daarover een imposant beeld, 'De verwoeste stad', het staat op het Plein 1940. Maar als je op internet zoekt naar Zadkine vind je niet één-twee-drie dit geweldige kunstwerk, nee, je stuit al snel op het ROC met de naam van de kunstenaar, een school met maar liefst 18.000 leerlingen. Het Zadkine is een reus op lemen voeten die in financieel noodweer verkeert. 150 mensen moeten worden ontslagen. Ik vraag me af, moest de school nou echt op de eerste rang gehuisvest worden? Pronkerig op de Kop van Zuid? Nee dus.

Zowel in het kleine Friese dorp Wijckel, als in de wereldstad Rotterdam ligt onder meer bestuurlijk broddelwerk ten grondslag aan de malaise.

Onderwijskoepel Nije Gaast meldde in de discussienota van april dat basisschool De Regenboog te klein werd om te blijven bestaan. Er staat: “Deze school fuseert met De Klinkert (...) Locatie Wyckel wordt gesloten.” Kinderen trokken in juni met grote spandoeken door het dorp. Reken er maar niet op dat ze die oude lakens, waartussen ze verwekt waren, zelf hadden voorzien van teksten: de ouders waren pisnijdig. De school was een jaar eerder nog genomineerd voor de Friese Onderwijsprijs. Het ging uitstekend. Het slecht onderbouwde plan ging zo snel het tevoorschijn was getoverd weer terug in de la, maar de onrust was al gezaaid. En toen moest die e-mail nog komen.

Terug naar Rotterdam. De geldproblemen van Zadkine zijn niet uitzonderlijk. Die mbo-besturen hebben natuurlijk allemaal diezelfde cursus geldverkwisting gevolgd. Eerst was er al Amarantis, nu komen daar het Zadkine en het ROC Leiden bij. Natuurlijk, de kosten stijgen, subsidies zijn ingetrokken, de leerlingenaantallen dalen, maar deze bestuurders weten niet wat een school nodig heeft, terwijl ze zich ondertussen wél wagen aan vastgoedinvesteringen, risicovolle beleggingen en het verzwendelen van geld. Omhooggevallen ijdeltuiten zijn het, graaiende apen aan het roer van uit hun voegen gegroeide onderwijsinstellingen. De schooldirecteur van het Zadkine noemde zichzelf CEO. Ik word daar misselijk van.

In Wijckel keken de protesterende ouders ondertussen al uit naar een andere koepel om de school bij onder te brengen. Het bestuur beschreef daarop haar weerzin in een brief aan het dorp en liet die tot overmaat van ramp vouwen en bezorgen door de leerlingen. De burgemeester – die de communicatiewijze van Nije Gaast 'onnozel' noemde – kwam bemiddelen. Er werd een projectleider door het bestuur aangesteld, maar schijnbaar opzettelijk te laat. Het was ongetwijfeld een schnabbelvriend uit het netwerk van de bestuursvoorzitter.

En toen, pats-boem, de lont in het kruitvat: de mail van een leerkracht die niet voor de ouders was bestemd, maar wel óver de ouders ging en uiteindelijk in handen van de ouders terecht kwam. Wijckel is een klein dorp. De mail hing vast op A3-formaat bij de bushalte tegenover de hervormde kerk. Bemiddelen had geen zin meer. Tien ouderparen haalden hun zoons en dochters van de dorpsschool.

Slecht onderbouwd plan. Onnozele communicatie. Einde verhaal.

In Rotterdam is de school te groot geworden, in Wijckel juist te klein. Beide besturen lieten hun schip tegen de klippen lopen. Het Rotterdamse bestuur willens en wetens, het bestuur van Nije Gaast uiteindelijk tegen wil en dank.

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 01-11-12)  

zaterdag 1 december 2012

Arme Docent


Een succesvolle docent beheerst de vijf sleutelrollen. Hij is eerst gastheer, dan presentator, vervolgens didacticus, altijd pedagoog en tenslotte afsluiter. Boordevol open deuren hoor, deze theorie, maar er zijn docenten die haar eens zouden moeten raadplegen.

1. De gastheer. De bel heeft al geklonken. De leerlingen staan al enige tijd voor het lokaal als de arme docent nog eens aan komt lopen. Hij moppert. “Jongens, aan de kant. Hup. Laat mij er even bij!” Het lokaal loopt vol. Iemand gooit een etui. Er valt een stoel. De arme docent ziet het eerst niet, want hij is onder zijn bureau gekropen, rommelt met computerkabels, kijkt dan op en zegt: “Hé, jij! Pak dat eens op!” Dan kijkt hij weer weg. Zijn computer weigert. Het etui blijft in een hoek van het lokaal liggen.

2. De presentator. Terwijl de leerlingen nog het weekend doornemen, begint de arme docent op het bord te schrijven. Het wordt iets stiller, maar rumoer overheerst. Hij draait zich om, wiebelt op zijn benen en mompelt twijfelachtig: “Vandaag aantekeningen en een aantal opdrachten bij paragraaf 2, of nee, euh, bij paragraaf drie. Het hoeft allemaal niet af vandaag, maar goed, we zien wel even...” De leerlingen luisteren maar half. Dan zegt de arme docent: “Ik heb alle tijd hoor! Ik wacht gewoon tot jullie stil zijn!” Hij doet zijn armen over elkaar heen. Een aantal leerlingen doet hem na. Hij wiebelt. En wacht. En wiebelt.

3. De didacticus. Er klinkt nog steeds getier. De arme docent draait zich opnieuw om en schrijft een aantekening op het bord. Zijn soms piepende krijtje komt nauwelijks los van het zwarte vlak. Er verschijnt een zweetplek op zijn rug. Achter hem komen mobieltjes tevoorschijn. Op diverse tafels staan nog steeds tassen. Als het bord volgeschreven staat, zegt de arme docent met verheven, maar overslaande stem: “Deze aantekeningen overnemen en daarna opdracht 1 tot en met 10 maken. Dat is het huiswerk! Kom op jongens, aan de slag!” Dan loopt hij het lokaal uit om koffie te halen. Daar is hij wel aan toe. Op de gang spreekt hij een collega. De arme docent zegt: “Ze zijn níet te motiveren, die kinderen.” Zijn collega zegt: “Vertel mij wat.”

4. De pedagoog. Als de arme docent zijn koffie heeft gehaald en het lokaal weer wil binnenlopen is de deur van binnen op slot gedraaid. Zijn sleutels liggen nog in het lokaal. Hij bonkt op de deur, kijkt boos door het raam, maar ziet zijn blik ontmoet door lachende gezichten. Driftig gebaart hij dat iemand de deur moet openen. Ten langen leste staat het meisje op dat alle aantekeningen al heeft overgenomen en zelfs al begonnen is met de opdrachten. Ze opent de deur. De arme docent zegt: “Ga jij je maar melden!” “Maar...”, begint ze. “Uit mijn ogen!”, wijst hij. Twee jongens protesteren. Hij stuurt hen ook weg: “Oprotten!” Vijf leerlingen lopen uit protest mee. De arme docent zijgt ziedend neer achter zijn bureau. De zweetplek is groter geworden. Hij voelt het. Het is muisstil. Eindelijk controle.

5. De afsluiter. De bel gaat. De arme docent schrikt op en klikt nog snel Facebook weg. De meeste leerlingen hadden hun boeken al lang in de tas gedaan. Ze komen nu in beweging. “Volgende les een overhoring over de aantekeningen!”, probeert de arme docent nog, als de meeste leerlingen al buiten staan. “Fok jou”, klinkt het vanaf de gang. “Nu eerst koffie”, denkt hij.

Arme, árme docent. Dat krijg je ervan, als je de rollen niet kent.  

(gepubliceerd in de Leeuwarder Courant op 18-10-12)